Brief 13


Date (sent): 25 juni 1873
Writer: A. Stokdijk
Sender: Gerrit Willem Bloemers
Place: Holland, Sheboygan County, Wisconsin
Addressee: Derk Willem te Selle

Holland Sheboygan County Wisconsin

Juni 25 1873.

Waarde Neef D.W.Te Selle, en Verdere Vrienden.

Wij hebben uwe brief van den 11 April laats Leden met genoegen tot onzer aller blijdschap ontvangen, Ook heeft Tobias te gelijkertijd een ander brief benevens die van U ontvangen op het Post Kantoor, dog heeft dezelve op zijn reis huiswaarts verloren, hetgeen ons zeer bedroefde, dezelve is verloren geraakt, en wij weten niet van wien onzer Vrienden Uit Holland dezelve is geschreven, veel minder wat de inhoud van dezelve was, het spijt ons zeer, maar het is geschied, misschien weet Gij het wel van wien dezelve was, indien Ja wilt het ons dan melden als Gij weer schrijft. Wij danken U voor de moeite die Gij hebt gedaan ons zoo veel te schrijven, en hopen dat de zegenwenschen die Gij aan ons oud en jong in dezelve doet, verwezenlijkt mogen worden, door Gods genade.

Gij schrijft wij zijn alle kinderen van een Vader, Leerlingen van een Meester allen ge­roe­pen tot eene bestemming, Leden van een Ligchaam, hierop moet ik U antwoor­den mijn Vriend Ja dat zijn wij in belijdenis, in zoo ver als wij zulks oppervlakkig beschouwen, en zijn dan de modernen tegen

Maar bovenal zijn wij gelukkig indien wij de kracht van onze belijdenis mogen ontwa­ren in onze harten,

Gelukkig zijn wij als die Jezus, die zich voor ons heeft laten kruizegen en dooden, door het gelove in onze harten woont, zoo dat wij de gemeenschap des Hei­li­gen Geestes bezitten die met onze Geest getuigd dat wij Kinderen Gods zijn, Ik verblijd mij op mijn ouden dag, van U te mogen horen dat zoo ons Aardsche huis dezes ta­ber­na­kels gebroken is, dat wij dan een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar Eeuwig in den Hemel, Juist de taal die Paulus gebruikte 2 Cor 5. vs 1 aan de gelovigen, zoo wij die hoop bezitten, dan zijn onze harten ook gereinigd van de dooden werken der zonden,

Voorwaar het is blijdschap voor mijn geest, zulks te mogen horen komen, van U mijn Vriend, O mogten daar alle onze Vrienden in deelen, maar heelaas hoe is het bij velen men hoort nog wel toestemming van de waarheden, belijdenis van dezelve geen God, Geen Christen Verloochenaar, maar men leeft zichzelven, men kent geen Geboorte Uit God, geen nieuw Leven, geen ware Vrede door het geloof en dat heb ik dikwijls opgemerkt, dat een groot getal van het naam dragend Christendom daar in blijven steken, zonder dat er een ware vernieuwing heeft plaats gehad, zonder dat men kan zeggen het oude is voorbij gegaan. Ziet het is alles nieuw geworden. En wij weten ook maar al te zeer mijn Vriend dat onze God en Vader en onzen Heer en Zaligmaker J.C. en de Heiligen Geest te zamen de Eenige Waarachtige God, werken om onze Zielen te behouden van het Eeuwig verderf En Zalig zijn wij zoo wij horen, doen, en, bewaren wat God zegt in zijn woord Maar ook weten wij, dat daar een ander is, dewelke genoemd word Duivel, Satan, Oude Slang, de Verleider, Vorst der duisternis, God dezer Eeuwe, dewelke ook tracht ons te hebben, en te houden, en wij zijn Ongelukkig zoo wij daar na horen, Zijn wille doen en voortvaren hem te dienen, in een woord zoo de Duivel, wereld, zonde ons hart houd dan zijn wij verloren, Zoo dra een Kind geboren wordt, en naar mate de ontwikkeling komt, werken beide op den mensch, beide willen ons hebben, maar beide verlangen ons geheel, Ons hart, het leven, het vermaak onzes Gesstes, Ons uitzien ons Jagen ons Streven ons verlangen ons begeren Zal het ons alles wel zeggen, waarin wij leven, de Geest van God zal ons wel tot medegetuige zijn, als wij God dienen en vreezen, God laat zich niet onbetuigd en de vrede, rust, en blijdschap in God, is iets dat wij bij de wereld niet zullen vinden ja al de vreugde der wereld, is niet zoo veel als een dag in Gemeenschap met God hier reeds op aarde, O, de blinde wereld toch wie niet geloofd, moge de Heere noch veele bekeren die in ernst Hem dienen in ware veree­niging des Geestes

Wij kunnen U bij dezen berigten dat een Dochter Gezina Woordes bij naam ge­trouwd is met een Zoon van Damkot, die vroeger gewoont heeft op Moezebrink in Raten (=Ratum), Onze Dochter Anna is Gezina haar moeder Wij hebben dit voor­jaar een natte koude Voorjaar gehad, en tot nog toe veel regen, ofschoon het nu dan toch zeer warm is, ook gevoel ik mij gedrongen om U het Portret van mijne Overle­den Vrouw te zenden wij hadden maar een portret van mijn vrouw, en dezelve hebben wij laten aftrekken die wij U nu zenden, Verder is de famielje al wel ook gevoel ik mij op den Ouden dag naar omstandigheden nog al zoo aar­dig. Scoon ik moet zeggen dat de vermogens in alles zeer in het afnemen Zijn,

Na hartelijke Groete van Tobias, en Vrouw benevens de kinderen als ook van de andere betrekkingen wil ik ook de mijne voegen, met verzoek dat Gij de Groetenis van Ons moogt doen aan de famielje en allen die naar ons vragen, hopende dat Gij niet al te lang Zult wagten om ons weer te Schrijven teken ik mij U lief­heb­ben­de

Oom G.W.Bloemers.

Op verzoek bij A.Stokdijk.

De Portretten horen aan U toe, D W te Selle