Brief 2


Date (sent): 26 november 1865
Writer: Harmen Jan te Selle
Sender: Harmen Jan te Selle, Jan Hendrik te Selle, Hanna Berendina te Selle-Onnink
Place: Gibbsville, Wisconsin
Addressee: Mrs. Dela te Selle-ten Damme, Derk Willem te Selle and brothers
Address (sent to): Fökkink farm, Winterswijk, NL

Korte samenvatting:

Dit is de eerste brief van Harmen Jan en Jan Hendrik te Selle sinds hun aankomst in de Verenigde Staten in oktober 1865. Zij verblijven bij hun oom Gerrit Bloemers en tante Janna Bloemers-te Selle in Wisconsin. Deze brief bevat een fascinerend, gedetailleerd verslag van de reis van Nederland via Hull per trein naar Liverpool en vandaar per boot naar New York.
Na zeventien dagen op zee komen ze tenslotte op 29 oktober aan in de haven van New York. Ze brengen de nacht nog door aan boord van het schip en gaan de volgende dag door naar het immigratiecentrum Castle Garden. Vanuit New York gaan ze op reis naar Gibbsville in Wisconsin. Onderweg komen ze langs Buffalo en Detroit. Deze brief is een prachtig verslag van een moeilijke tocht die uiteindelijk zeer de moeite waard geweest is.

  • vertrek op 6 oktober 1865 en 6 november 1865 bij familie Bloemers gearriveerd.
  • ontvangen door nieuwsgierige familieleden en bekenden.
  • reisbeschrijving Rotterdam - Liverpool - New York.
  • aankomst New York 29 oktober 1865.
  • Beschrijving New York.
  • reisbeschrijving New York-Buffalo-Detroit-Grand Rapids

Gibbesville Den 26 November 1865

Zeer Geliefde Ouders Broeders en Zusters, en verdere vrienden en bekenden, Wij laaten u weten als dat wij noch in eenen goeden wel­stand van gezondheid verkeren, En het zelfe hopen wij ook van u te mogen horen ware het anders het zoude ons van harte leet wezen zulks te mogen horen. Zoo gij weet zijn wij den 6 Ochtober van u vertrokken en zijn ook alzoo den 6 dezer Hier bij Bloemers aan­gekomen, welke zeer verblijd waren ons in gezondheid te mogen aanschouwen. Ja alle vrien­den en bekenden die het hoorden waren spoe­dig bij ons om noch iets mondelijks weer van Holland wat te horen vertellen, en zoo wierd ons ook gevraagd of ier geen men­schen gevonden wierden die nog geen zin kregen in Amerika, wij zijden dat er nog wel eenige waren die daar noch wel zin in hadden maar die het somtijds aan geld ontbrak. En een ander die het noch wel kon, niet wilde, dat die tegen de rijs aanza­gen en dat er alzoo niet veel kwamen. Zoo zijden zij dan tegen ons dat zij toch gek waren dat zij zoo veel aan de eigenaars op­brag­ten en dan swoegen van den vroe­gen morgen tot den laten Avond en dan noch nawelijks zat broot konden eeten. Verder zal ik daar maar niet van schrijven, want wij weeten van Amerika noch niet veel te zeggen. Zoo zal ik eerts de rijs maar een wijnig vermelden en die heb ik tot Rotterdam u zoo ik meen al geschreven zoo zal ik dan van­daar maar weer begin­nen.

Zaturdag den 7 s middags om 2 Uur vertrokken wij van daar naar Hull waar wij alzoo des Zondags Avons kwamen. Dog eer ik verder ga moet ik u nog laten weten als dat wij twee Amerikaners bij ons hadden de een hiete J Vogel die hat zijnen vamilie uit Holland gehaald En die andere die maar zoo voor plijzier naar Holland ge­weest, die 2 hadden wij aldus veel genot van, want die konden En­gels en dan konden die met de menschen spreken en dan zijden die mannen tegen ons wat wij doen moesten , Zoo kwamen wij alzoo te Hull toen het al don­ker begon te worden maar zij zijden tegen ons dat wij haar maar moesten volgen wij waren alzo met 3 en dertig Hollan­ders , en zoo gingen wij dan te zamen voort tot dad wij aan een Herberg kwamen maar die troep was te groot voor een Herberg zoo gingen wij in 2 maar bleven daarom in een huis daar waren 2 woningen in. Zoo moeste wij daar geven voor 2 maal koffe en slaapen twaalf stuiver iederman, s maandags morgens om 8 uur vertrokken wij weder uit Hull naar Lie­ver­pool met de spoortrijn, dat was nog wel een pleizierige rijs, maar men vond daar zulke verbazende hoge bergen en steen­rotzen, en waar de spoortrijn gedurig onder heen moesten. Zoo dat men zeggen zou hoe was het mogelijk om daar onder heen te kunnen dan somtijds wel Uuren gaans en dan was het zoo duis­ter in den wagen dat men elkander niet eens zien kon, maar daar waren ook wel schone akkers en weilanden daar het vee geweldig op graas­den, ook hebben wij daar noch kamelen of lasdieren gezien. Ook waren hier vele fabrieken en dat rookte en dormde zoo veel dat de lucht er altijd donker door was en niet zoo klaar en helder dan bij u maar dit kon men ook wel zien aan dien huizen die waren ook zoo zwart en niets niet helder. Alzoo kwamen wij dan s maandags Avons om 5 uur te Lie­ver­pool en daar moeste wij bijven tot Donderdag morgen anders was Woens­dag den 11 het weg geweest, maar als ze u zeggen Je moet een dag langer wachten daar kun je ook niet veel aandoen en toen hebben wij daar verteerd 5 Gulden 14 Stuiver maar dad was niet veel voor zoo eenen langen tijd, en dat voor ons drien. Zoo gingen wij dan Don­der­dag middag om 2 Uur te Scheep met een troep­je van Duizend man, De wind was ons behoorlijk goed zij was een wijnig Noord­lijk, toen kwamen wij na 2 Dagen aan de kusten van Ier­land daar kwamen nog weer 2 Honderd man op die met een klein bootjen bij ons kwamen. Aldus waren wij met 12 Honderd man op die boot, gij zuld wel zeggen dat was een moeje troep dan zou het vol wezen dat was het ook wel, maar die Boot was ook fraai groot, zij was 400 en 60 voet lang en 40 breed en de diepte weet ik niet, maar zij was ook fraai diep want zij was nog al hoog boven het water.

Ja men vond daar velerlij schoort van menschen fransen En­gel­schen ierlanders duitserts Italianers Hollanders maar dat waren er maar 33 ook hat men nog 3 zwar­ten bij ons, maar die zij hier veel voor­na­me­lijk in Niew­jork. Zo vaarden wij aldus voord maar de wind begon ons tegen te worden en den 15 begon zij sterk te wajen en vlak voor ons toen schommelde dat schip een wijnig op en neer zoo dat er vele overgeven moesten maar dit duurde maar 24 uur maar tog bleef ons de wind altijd tegen. Alzoo vaarden wij dan zag­tjes voor, maar Donderdag den 19 toen begon het een wijnig Stuimiger te worden zodat het water verschijdenmaal op het schip sloeg zodat er verscheiden nat wierden en dan wier­den ze door een ander nog ongemeen uitgelacht. Ja ook ik en J H hebben het ook ondervonden ik wierd zoo nat als een gek maar ik ging met zak en pak in t bed liggen toen was ik nog spoedig weer droog dit duurde 2 nach­ten en een dag maar men bleef meer onder men had geen zin aan dad nad worden,

Het was niet slim met de zeeziekte de meesten die wel over moesten geven daar heb ik en J H aan geweest maar toch maar een maal en heb er maar een dag aan int bed gelegen maar daar waren eenige vrouw­tje Dieder langer aan lagen maar daar is maar een kind van een half jaar gestorven.

Nu zal ik u ook eens schrijven hoe ons eten was dit was er vele niet na haar zin maar wij ons kunnen dit niet zegen s morgens hadden wij vers brood met behoorlijk boter er op en dan kof­fei met Suiker s middags hadden eerts soep en dan Aard­ap­pe­len met vlees, en vlees zoo veel dad men nawelijks het op kon en dan savons tee met Suiker en dan Scheeps­beschuit zoo veel men wilde en daar ook weer boter op en Zaturdags rijs in plaats van aadappelen en daar stroop of suiker er op, en Zon­dags puddik en zoo kan men niet zeggen dad het zoo sleg was.

Zoo vaarden wij langzaam voord, en kwamen na 17 dagen rijzens den 29 Zondag s middags te Niewjork aan, maar de wind was ons altijd tegen geweest anders was het berekend van 12 of 13 dagen. Wij moesten dan alzoo nog op zee blijven van Zon­dag s middags tot Maandag middag en toen wierden wij naar den Kas­tel­gaar­den gebracht daar moes wij weder betalen tot Milwakee 46 en een halve Doller en 6 Doller op de over­wicht van het goed, toen brachten zij ons uit den Kastelgaarden naar een Herberg daar maakte die Vogel akoord van een Doller daags voor ieder man, maar toen wij betalen moesten Koste het ons twee Doller dad viel on niet bes mede toen was het 6 Doller met ons 3 en.

Zoo zal ik u ook nog een wijnig van de stad vermelden dat was de schoon­ste van die wij op onze rijs hebben aangetrofen, de huizen zoo hoog soms wel met 5 a 6 verdie­pinge, maar het was ook een grote stad want zij zijden dat er bij de 2 Miljoenen inwoners in waren, ook lag zij in drie delen daar gingen 2 grote rievieren door Dings­dag den 31 sAvonds om 7 vertrokken wij alzoo weder van Niewjork met de thrijn naar Buffeloo, daar kwa­men wij Don­der­dag morgen om 6 uur maar konden niet eer weg komen dan s mid­dags om 2 uur maar toen was er al ons goed nog niet. Toen moesten er wat achter blijven om te zien wanneer het goed kwam, het ware bloots de bedden de Kisten waren er wel, toen bleef ik en een ander Hol­lan­der achter, en de anderen trokken voord naar de Troi, maar daar kwamen al zoo veel wagens maar ons goed er nog niet bij toen de 5de wagen aan­kwam s avons om 10 uur kwam er een kist die was ook nog achter ge­ble­ven maar nog geen bedde om 12 Uur toen kwamen de bedden.

Maar toen konden wij nog niet eer weg komen dan de anderen middag om 2 Uur en toen kwamen wij snagts om 1 Uur half 2 in de Troi alwaar ons J H en Hane en die Vogel gewacht hebben maar die anderen waren door ge­trok­ken tot grend­nab­bes daar beven die wonen.