Den september 1870.
Waarde Vrienden Moeder broeders met Uwe Vrouwen en kinderen hoewel wij ver van elkander zijn geweest en nog op deze ogenblikken weder verder zijn op of weggetrokken zoodat het niet mogelijk Is om met elkander te spreeken maar tog door Gods genade middelen elkander nog woorden kunnen toe schikken omtrent onzen welvaart En gerzondheid Wij hebben voor eenige dagen een brief van uw ontvangen in Gezondheid en in den besten welstand, en nog, tot op deze ogenblikken en ook Dientijd broeder H J met zijn vrouw en kinderen, en toen hebben wij ook berigt gekregen dat tante bloemers[1. “tante bloemers“: Janna te Selle
Geboren: 19-09-1796 te Winterswijk
Gedoopt: 25 september
Gehuwd: 02-06-1819 met Gerrit Willem Bloemers
Overleden: 14-08-1870
Janna te Selle wordt aangenomen als lid van Christelijk Afgescheiden Gemeente op 19-05-1844. Gerrit Willem Bloemers werd al eerder lid van dit kerkgenootschap op 23-10-1842. Het gezin vertrekt naar de Verenigde Staten op 24 september 1846 en correspondeert met de familie Te Selle te Winterswijk. Mede hierdoor emigreren Harmen Jan en Jan Hendrik te Selle op 29 september 1865. Er komen 5 kinderen:
Christina Bloemers: Geboren op 21 mei 1820 ‘s avonds om 8 uur. Gehuwd op 19-05-1847 met Jan Hendrik Wilterdink 28 jr. Landbouwerszoon van wijlen Berend Willem Wilterdink en Enneken Wieskamp op Heemink, Huppel 87. Hij wordt lid van de Christelijk Afgescheiden Gemeente op 24-05-1847. Christina blijft in Winterswijk achter als haar ouders naar de Verenigde Staten emigreren met de overige 4 kinderen:
Tobias Bloemers
Johanna Theodora Bloemers
Janna Gesina Bloemers
Janna Willemina Bloemers
] overleden was.
Gij Broeders, En moeder Gij bekommert U Over ons, omdat Gij wetet dat wij weder vertrokken zijn Naar Nebreske, eene nieuwe streek vooral het geen gij Daarop Noempt of teleurstelling van deze of gene zaken, in uwen brief, zijt Daarin maar gerust, want het is hier, Net zoo vijlig als men begeert en het landt is onverbeterlijk Goed het is alle zwarten grond of zwarte klei, Geen zand of steenen worden hier bijna niet gevonden, wij hebben 80 tachtig akker Grond, en Geen een steen hebben wij nog niet gevonden, en nog geen schup vol zan hoewel wij al 14 veertien akker omGeploegt hebben, het is alle Grijszwart Gelijk bij uw het lagelandt, als men het tuschen de vingers neemt of in den mondt Dan is het heel zacht zonder de kleinste Grinteltjes in, het is alle digt bezet met Gras , Geen plek, of, eris Gras, De gehele preri waar men ook gaat alle Gras, Geen boom of anders struiken vindt men niet, als aan de beken
Daar is houdt hoe klein de beken ook zijn tog houdt dat is wat hier makeert te wijnig brandt, en, anderen brandt is hier niet of men moet steenkoolen branden indien er maar houdt geplant (g) wordt het Groeit geweldig indien men maar een zakvol dennenzaad had dat zou hier goed groeijen of andere zaden maar het is te ver af om het te verkrijgen Wij zijn twee hondert en vijftig uuren gaans, zijn wij zuidt west vertrokken. De zoomers zijn hier langer en de winters korter men had bijna het halve jaar Winter. men heeft van Dezen Winter 5 maand aan een stuk Sneeuw zonder dat hij weggaat en dan is men haast niet in staat om zooveel voeder voor het vee te verzamelen, en men had te wijnig tijd in Den zomer voor het werk alles moest in der haast op het landt drie vier dagen verschil in het zaaijen maakte soms een vierde minder graan en alles is tegelijk rijp En zoo Gaat het ook met het afmaaken, en nu met dezen tijd dat alles zoo Goedkoop was moest men nogal veel bezaaien anders maakte men ook geen Geld voor de intres of handGeld, anders wij hadden er nu 40 akker bijgehuurd om de halfschijd, en hij moest mij daar het halve zaaizaad bij Geven en een paard tot het werk tegen het onze zooveel als ik hebben wilde of nodig was, en wanneer het in de schuur was Dan moest hij het halve werk er mee aan helpen Doen op zijn eigen kost En Drie beesten in de weide zoodat wij het Goed staan maar dat was twintig minutten Gaans van ons land af dat was ook luk ver, maar tog zijden de menschen dat wij het geweldig netjes gehuurd hadden, makkelijk en voordelig. Maar tog zijden wij Gedurig als wij maar verkochten en gingen naar Nebraske, Dan met dit alles kwam Er eindelijk Een koopman hij vroeg Dan of wij het land willen verkopen wij zijden hem Ja, hij vroeg Dan hoeveel wij Er voor moesten hebben wij zijden negen hondert en vijftig Dollaar, dat was hem teveel hij wilde negen hondert geven zoo wij daar zin aan hadden dan kunnen wij het laten weten, en wij slissen dan Om het hem te Geven en zoo hebben wij het Dan verkocht En wij hebben tot hiertoe nog geen berouw
En wij hebben Drie hondert en 87 Dollaar en 73 cent gemaakt van onzen boedel, en twee honderd op het land over, dat was bij de zes hondert Dollaar daar kunnen wij ons hier Goed met redden en wij hebben nu wijnig uitgaven geen handgeld geen andere ongelding hebben wij hier niet te betalen 5 Jaar zijn wij vrij van landteks te betalen, in wesconcen moesten wij alle Jaar zoo 6 Dollaar betalen, voor landteks van twintig akker en nu hebben wij 4 maal zooveel, Dat land kost ons met overboeken en alles zoo wij het hier hebben liggen net 32 Dollaar,
Die hier het Eerst zijn gekomen hebben het voor 14 Dollaar Juist schrijfgeld het wordt gegeven, voor ieder lidt, Jong of oudt, die boven De 21 Jaar zijn ieder 80 akker getrouwd, of ongetrouwd alle hetzelfde zelf de meisjes ook maar wanneer een Jongen of een meisje ieder een 80 hebben en zij trouwen met elkander dan vervalt een 80 1 van Die twee want het moet bewoond worden 5 Jaar lang eer dat men er een Diet van krijgt en dan kan men met land doen wat men wil Dit is omdat zij het land wilden bewoond hebben en dan kan een arm mensch ook een stuk land krijgen hier word altijd voor den armen gezorgd.
J. H. te Selle