Bade – Ch. 4 – Gezondheidsproblemen Van De Pionierskolonie

HOOFDSTUK IV

< Inhoudsopgave         >Volgende hoofdstuk

GEZONDHEIDSPROBLEMEN VAN DE PIONIERSKOLONIE

We hebben al veel ontberingen besproken waaraan de eerste kolonisten van deze gemeenschap het hoofd moesten bieden, maar tot dusver hebben we nauwelijks aandacht besteed aan datgene wat waarschijnlijk het grootste risico van allemaal was, nl. het ziektegevaar. De ontoereikende woonomstandigheden, het gebrek aan ziekenhuizen en medische instrumenten en het gebrek aan vakbekwame artsen bracht de levens van de Nederlandse pioniers vaak in gevaar. Ook nu is het leven niet van gevaar ontbloot, maar vanwege de goede en schone huiselijke omstandigheden en de grote vorderingen in de medische en aanverwante wetenschappen en de aanwezigheid van specialisten zijn deze risico’s verminderd, Vandaag de dag vecht een georganiseerde gemeenschap tegen alle vijanden van de mensheid. In de tijd van de pioniers was elk individu gedwongen zijn eigen gevechten tegen hen te leveren.

Toen de kolonie Holland gesticht werd en evenmin gedurende de tien jaren die daarop volgden was er zelfs niet binnen een straal van twintig mijl een dokter te bekennen. Ziekenhuisvoorzieningen kwamen zelfs in de stoutste dromen van deze mensen niet voor. Er bestond geen wetenschappelijke diagnose, specialisten konden niet geraadpleegd worden en over ontsmettende middelen was bar weinig bekend.

Wanneer gezinnen in deze kleine kolonie werden getroffen door ziekte of ongeluk dan moest de goede vrouw en moeder gebruik maken van haar geringe kennis van geneesmiddelen waardoor medicijnen ontstonden als terpentijn met spek, uien met suiker, ganzenvet met terpentijn, mosterdpleisters, castorolie[1] en kerosine[2]. De pioniermoeder zat vaak, alleen, heel de lange nacht bij het bed van haar zieke kind terwijl haar echtgenoot en vader weg was. Kinkhoest, waterpokken, de bof, huiduitslag en andere kinderziektes maakten vaak hun opwachting in de huizen van de kolonie. Roodvonk en difterie hebben hun tol geëist. Deze pionierfamilies werden niet in quarantaine geplaatst zoals tegenwoordig met de mensen gebeurd. Zij voorkwamen de verspreiding van besmettelijke ziekten echter door zichzelf vrijwillig te isoleren. Nog wat later werden quarantaines opgelegd. Er zijn geen kerkregisters of geschikte officiële registers beschikbaar met daarin vermeld het aantal sterfgevallen als gevolg van deze besmettelijke ziektes.. Behalve persoonlijke interviews geeft een algemeen overzicht bij benadering het aantal sterfgevallen aan in de kolonie als gevolg van difterie tussen de jaren 1870 en 1900. Eén gezin verloor drie kinderen; twee gezinnen verloren elk twee kinderen en verscheidene gezinnen hadden vanwege deze ziekte het verlies te betreuren van elk één kind. J.W. Lefferdink verloor een kind wegens roodvonk.[3] Het gezin Daharsh en ook andere gezinnen werden met roodvonk geconfronteerd in die periode, maar ze verloren daarbij echter geen kinderen.[4] De allerlastigste en meest vervelende ziekte waarmee veel van deze pioniers te kampen hadden was “koorts en koude rillingen.”[5] Er werd beweerd dat het lange,  weelderig groeiende gras met zijn vochtigheid en “afschuwelijke stank” erg bevorderlijk was voor het “rillen”, en speciaal wanneer men zich ‘s avonds naar buiten waagde.[6] Een van de eerste pioniers sprak over de “koorts en koude rillingen” alsof het doodgewone klachten betrof. Er leken twee types van deze ziekte te bestaan. Bij het eerste type trad de koorts om de andere dag op en bij het tweede type duurde de ziekte drie dagen. In het laatste geval was de patiënt na afloop van de ziekte ernstig verzwakt.[7] Er zijn geen sterfgevallen van deze ziekte geregistreerd. De vroege pioniers die door deze ziekte geteisterd werden waren wel eens wekenlang niet tot werken in staat.

Moeders die de geboorte van een kind verwachtten konden niet vol vertrouwen een bevalling afwachten in een schone ziekenhuiszaal of rekenen op de deskundige aanwezig-heid van een goedgeschoolde verloskundige met al zijn opgedane kennis en ervaring. Als het moment van de geboorte voor haar aanbrak was er geen verzachtende verdoving om haar weg te voeren van de ondraaglijke pijn van een bevalling. Er bestonden slechts een paar voorzorgsmaatregelen tegen infecties en andere gevaren die voortvloeien uit het opperste avontuur van een vrouw. Van 1870 tot 1881 was de vroedvrouw de enig beschik-bare hulp voor de pioniermoeder. Zij had haar kennis en techniek uitsluitend opgedaan door praktische ervaring.[8]

Een zekere mevrouw Carlson, de vrouw van een Zweedse pionier die in deze kolonie woonde, deed van 1870 tot 1881 dienst als vroedvrouw. Toen arriveerde mevrouw Lambert Lockhorst, een Nederlandse vroedvrouw. Mevrouw Wubbels zegt hierover: “Deze dames waren niet opgeleid voor dit beroep. Zij waren dan ook geen praktijk begonnen, het werd hen gewoonweg opgedrongen. Zij werden gewoon als buren binnengeroepen.” Zij werkten met hun man op de akkers. Zij verzorgden de ossen, paarden, varkens en kippen. Zij melkten de koeien, zij deden de was en ze zorgden voor het eten. Als ze opgeroepen werden voor een verlossing waren hun handen alles wat ze bezaten. Ze hadden geen rubber handschoenen of enige uitrusting. De aanstaande moeder had schone, goedgewassen  lakens en doeken, maar die waren niet gesteriliseerd.[9] De moeder werkte gewoon door op het land tot het moment van de bevalling daar was. Eén moeder zat nog op de dag voorafgaand aan de bevalling gewoon op de maïsplanter om de hele dag de maïs voor haar man te controleren. Er overleden heel weinig baby’s tijdens de bevalling en slechts één moeder moest de geboorte van haar kind met de dood bekopen ondanks het feit dat er gebrek was aan voldoende geschikt materiaal en uitrusting en er geen arts aanwezig was die zich in verloskunde had gespecialiseerd.[10] Dit succesverhaal was meer het gevolg van een eenvoudig menu en het stoere buitenleven van de Nederlandse pioniermoeder dan van de doeltreffende opleiding van de vroedvrouw. Deze Nederlandse pioniers hadden grote gezinnen. Een pioniermoeder beviel van zestien kinderen. Het doopregister van de kerk in Holland laat zien dat er in de periode van 1870 tot 1886 driehonderd zesentwintig baby’s werden gedoopt. Dit geeft bij benadering ook wel het aantal baby’s aan dat door deze twee vrouwen op de wereld werd geholpen.[11]

Mevrouw Carlson was de Nederlandse taal niet machtig en deze pioniermoeders konden geen Engels spreken. Mevrouw Chris Brethouwer was de eerste moeder van een kind dat in deze kolonie werd geboren. Zij maakte gebruik van de diensten van mevrouw Carlson tijdens de komst van de kleine. Deze dames waren niet in staat om met elkaar te praten. Deze hindernis werd echter simpel overwonnen want mevrouw Brethouwer gebruikte haar zoon als tolk en de dames wisten zich verder zeer succesvol te redden. Mevrouw Carlson bleef net zolang bij het gezin totdat de moeder in staat was het kind te verzorgen.[12]

De vroedvrouwen moesten heel wat ontberingen doorstaan op weg naar hun patiënten. Vaak moesten ze heel wat mijlen afleggen door streng winterweer. De elfde februari 1876 was een bitter koude dag. Mevrouw J.H. te Selle die de geboorte van een kleintje verwachtte, vertelde haar man dat zij de diensten van mevrouw Carlson nodig had. Deze dame woonde op een afstand van zes mijl van het huis van de familie Te Selle. Meneer Te Selle had geen andere keus dan zijn vrouw achter te laten bij de kleine kinderen en met paard en wagen de lange tocht te ondernemen. Aangezien er die dag zo’n strenge kou heerste hield meneer Te Selle goed het gemak en gerief van mevrouw Carlson in de gaten. Hij dekte de bok van de wagen af met dekens en legde hooi op de vloer. Nadat hij deze voorbereidingen had getroffen reed hij naar het huis van de familie Carlson. Hij liet mevrouw Carlson op de vloer en onder het dek zitten van de bok van de wagen en beschermde haar op deze manier tegen de ijzige kou. Eenmaal aangekomen bij het huis van Te Selle was er  nog voldoende tijd over om de komst van de baby voor te bereiden.  Mevrouw Carlson maakte heel wat van dergelijke tochten mee, waarvan er vele ‘s nachts plaatsvonden.[13]

De komst van de plattelandsdokter liet de taken van de vroedvrouw onder de pioniers een beetje minder worden. De pionierdokter, die we nu kennen als “huisarts”, maakte in de beginjaren een vast onderdeel uit van elk klein stadje en de plattelandsgemeenschap die daar omheen gelegen was. In werkelijkheid was hij voor zijn patiënten bijna evenzeer hun  geestelijk adviseur als hun dokter. Tot diep in de nacht ging hij er met zijn zadeltassen op uit. Duisternis, regen, sneeuw, hevige sneeuwstormen en verzengende hitte hielden hem slechts zelden af van zijn doel, verlichting brengen in het menselijk lijden. Vaak wist hij al nog voor hij er op uit trok dat er geen andere betaling zou zijn dan zijn eigen voldoening over een plicht die volbracht was. De dokter van de oude stempel mag dan wel de universitaire opleiding ontbeerd hebben die tegenwoordig van ze verlangd wordt, maar hij was eerlijk en verwierf zich een rijkdom aan ervaring, het fundament van praktisch gezond verstand. Hoewel zijn uitrusting, naar huidige maatstaven gemeten, primitief was, behaalde hij resultaten. Zijn opvolger bezit een telefoon en een auto. In de tijd van de pioniers had de plattelandsdokter geen beide. Hij had de beschikking over twee paarden, zijn handtas met medicijnen en een beperkt aantal instrumenten. De plattelandsdokter mag in sommige zaken beter zijn geweest dan in andere, maar hij was geen “specialist.”

Meneer A. Brethouwer, die gewoonlijk ‘dokter Brethouwer’ genoemd werd, was niet afgestudeerd aan de medische faculteit van een universiteit. Voorafgaand aan zijn verhuizing naar Nebraska werd hem echter een diploma uitgereikt waarmee hij in de staat Wisconsin een praktijk mocht uitoefenen. [14]Dokter Brethouwer bezat een kleine voorraad gepaten-teerde, voortreffelijke medicijnen en werd regelmatig te hulp geroepen bij ziekte van kinderen. Hij trok eveneens tanden en kiezen. De bekwaamheden van meneer Brethouwer als arts werden echter door de pioniers niet zo erg hoog aangeslagen en veel meer dan het uitvoeren van deze wat kleinere taken deed hij dan ook niet.[15]

De eerste arts die zich in deze nederzetting vestigde was dokter Van den Burg. Er is weinig over deze man bekend, behalve dan dat hij bepaald niet geliefd was bij de pioniers en slechts korte tijd bleef. [16]De tweede arts was dokter Demaree die zich in 1878 dichtbij de kolonie vestigde. Hij was afgestudeerd aan de medische faculteit van Kentucky in Louisville. Dokter Demaree zette zijn praktijk op in Roca.[17] Hij werd regelmatig te hulp geroepen bij ziektegevallen in de Nederlandse kolonie. Zijn komst naar Roca was echter geen grote steun voor de Nederlandse moeders vanwege het feit dat hij geen Nederlands kon spreken. Vandaar dat zij zijn hulp niet inriepen tijdens bevallingen. [18]Later echter slaagde dokter Demaree er in zich in deze gemeenschap een grote praktijk te verwerven.

De derde arts, dokter Tou Velle, was in 1882 afgestudeerd aan de medische faculteit van het Ohio College in Cincinnati. In hetzelfde jaar nog vestigde hij zich in Firth.[19] Bij zijn aankomst daar was hij echter zwaar teleurgesteld in de ligging van de plaats en besloot hij terug te keren naar het oosten. Toen hij Kansas City bereikte veranderde hij echter van mening en keerde hij terug naar Firth. [20]De Nederlandse moeders riepen echter tijdens bevallingen niet de hulp in van dokter Tou Velle en wel om dezelfde reden als zij nalieten dokter Demaree erbij te roepen. Het gevolg hiervan was natuurlijk dat de moeders van de Nederlandse kolonie bij bevallingen geen hulp kregen van een verloskundige.[21]

In 1887 bespeurde dominee Huizenga het gevaar van deze situatie en plaatste daarom een advertentie voor een dokter. Bij de vereisten staat te lezen: “De dokter moet de Nederlandse taal kunnen spreken en dient gespecialiseerd te zijn in verloskunde.” [22]Dokter Louis Was die in februari van datzelfde jaar was afgestudeerd aan Rush Medical College, kreeg deze advertentie in de gaten. Hij kocht meteen een plaatsbewijs naar de Nederlandse nederzetting in Nebraska. Hij kwam daar aan met precies drie dollar en tachtig cent op zak om een praktijk mee te beginnen.[23]

Louis Was maakte op negentienjarige leeftijd zijn eerste tocht naar de Verenigde Staten. Eerst ging hij naar Patterson in New Jersey, waar zijn op een na oudste broer, John, woonde die daar praktiserend arts was. Louis werkte één jaar lang in de zijdefabrieken  van Patterson, maar vond dit erg deprimerend werk. Daarop ging hij naar zijn oudste broer Alexander die bezig was met de ontginning van bos in Michigan om deze grond geschikt te maken voor landbouw. Dit nam twee jaren in beslag. Vervolgens keerde Louis terug naar zijn vader in Nederland en begon hij onder diens leiding medicijnen te studeren. Behalve dokter was de vader van Louis ook nog drogist. Louis kreeg op deze manier niet alleen een degelijke achtergrond voor de behandeling en diagnose van ziekten, maar bovendien een drogistenopleiding. Deze ervaring kwam hem later heel erg van pas omdat hij daarmee later de studie tot arts aan de universiteit kon betalen. Aan het einde van zijn driejarige opleiding thuis, stuurde Louis’ vader hem terug naar Amerika waar hij rechtstreeks doorreisde naar Chicago en het Rush Medical College binnenstapte. Louis zegt hier zelf het volgende over: “Rush College stond bekend als de universiteit waar jongens naartoe gingen om echt te studeren. Zodoende werd ons leven van dag tot dag volledig door de studie bepaald. We hadden gelukkig zeer bekwame docenten en we volgden hun colleges met erg veel plezier.[24]

Toen dokter Was in de Nederlandse kolonie arriveerde zo vertelt hij:

“Merkte ik dat het  (Holland, Nebraska) bestond uit een grote Nederlands Hervormde Kerk, twee winkels, een smederij met winkel en ongeveer een half dozijn huizen. Naast de dominee, waren de winkeliers (William Walvoord en Thomas Liesveld) de invloedrijkste mannen. Net zoals de dominee wilden zij mij graag op alle mogelijke manieren helpen. Ik vertelde hen dat ik maar  drie dollar en tachtig cent op zak had en dat dat bedrag al mijn aardse bezit vertegenwoordigde. Ik was hier gekomen om te werken en fortuin te maken. Daarop deelden ze mij mee dat ze me op alle mogelijke manieren zouden ondersteunen.”[25]

De dokter kreeg een kamer om in te slapen en hij gebruikte de salon van de winkelier (Walvoord) als spreekkamer tot hij zijn eigen ruimte kon bouwen. Op een veiling kocht hij  een paard en een licht rijtuigje. Hij betaalde deze zaken met het geld dat meneer Liesveld en meneer Walvoord hem verschaft hadden. Dit krediet werd aan de dokter verstrekt zonder dat daar de zekerheid van een nota tegenover stond. Later leende hij driehonderd dollar van zijn vader waarmee hij zich een spreekruimte bouwde van twaalf bij veertien voet (3,7 bij 4,2 meter) op grond van de winkelier (Walvoord) die hem daarvoor geen kosten in rekening bracht.[26]

Van twee kanten afkomstig uit doktersfamilies die al generaties lang artsen hadden voortgebracht was hij natuurlijk trots op zijn beroep. Hij begon zijn praktijk met hooggestemde idealen. Absolute eerlijkheid tegenover zijn patiënten beschouwde hij als zijn eerste en voornaamste verplichting. Met dit in gedachten merkt dokter Was op:

Het is niet verwonderlijk dat mijn praktijk vanaf het prille begin goed draaide. Mijn verdiensten bedroegen negenhonderd dollar in de eerste negen maanden, waardoor ik in de gelegenheid was al mijn schulden te vereffenen. Het jaar daarop trouwde ik met Frona Kroese, een van de jongedames in de nederzetting Holland. Mijn vrouw was mij tot grote steun en troost tijdens mijn hele professionele carrière. Zij was mijn verpleegster en stond altijd klaar om mij op alle mogelijke manieren te helpen, voor zover ze daartoe bij machte was.[27]

Later kocht dokter Was een stuk grond van 5 acres (2 hectare) waarvoor hij vijfenzeventig  dollar per acre betaalde. Hij bouwde daarop een huis van 26 bij 14 voet (8 bij 4,3 meter) met drie kamers. De dokter had zijn spreekruimte aan het huis vastgebouwd. Dit stuk land leverde de weidegrond voor zijn koe en twee paarden. Dokter Was boekte erg veel succes als verloskundige bij de moeders van de pionierskolonie. Dokter Was merkt daarover op:

Het was een gelukkige bijkomstigheid dat de echtgenote van de koopman (Meneer Walvoord) bij mijn aankomst op het punt stond te bevallen. Ik schonk haar al mijn aandacht en zorg. Zij was erg blij met mijn werk en maakte goede reclame voor mij. Succes is de enige advertentie die een goede dokter ooit gebruikt.

Het kind dat geboren werd bij de vrouw van de koopman was Gerrit Walvoord die de huidige eigenaar is van de winkel in Holland. Dit is dezelfde winkel die zo vriendelijk de jonge dokter ontving toen hij voor de eerste keer in deze nieuwe nederzetting aankwam.[28]

De reusachtige omvang van de dokterspraktijk valt op te maken uit de doopregisters van de Nederlands Hervormde Kerken van Holland en Pella in deze nederzettingen. Van de Nederlands Hervormde Kerk in Firth is geen vroeg doopregister beschikbaar. Het register van de kerk te Holland laat zien dat er tussen 1887 en 1915 vijfhonderd en elf baby’s werden gedoopt. Het register van de kerk in Pella laat zien dat daar tussen 1884 en 1915 tweehonderdveertien baby’s gedoopt werden.[29]

Het algemene succes van dokter Was op verloskundig gebied werd niet altijd geëvenaard als het ging om gevallen van ziekte. Deze kolonie kreeg te maken met epidemieën van roodvonk en difterie in 1891. Dokter Was verloor verscheidene van zijn gevechten tegen  difterie. In alle gevallen ging het daarbij om kinderen. In die tijd was het serum dat noodzakelijk is bij de behandeling van difterie nog niet in gebruik. De dokter konden deze sterfgevallen natuurlijk niet aangerekend worden. Dokter Was verloor ook de strijd bij andere ziektegevallen die met de hedendaagse kennis van medicijnen en chirurgie gered hadden kunnen worden. Bij een bepaald ziektegeval, dat hij ten onrechte diagnos-ticeerde als een ontsteking van de ingewanden en behandelde met warme pakkingen, ging een leven verloren als gevolg van een doorgebroken blindedarmontsteking. Binnen hetzelfde gezin verloor hij ook twee andere ziektegevallen van blindedarmontsteking. De moderne medische wetenschap is zich bewust van het gevaar van doorbreken van de blindedarm wanneer warmte wordt toegepast bij blindedarmontstekingen. Warmte heeft uitzetting van de blindedarminhoud tot gevolg en verhoogt de druk op de reeds verzwakte structuur van de wanden van de appendix. Dokter Was beschikte niet over het voordeel van deze moderne kennis en kon niet meer dan zijn best doen. Hij was opgeleid en toegerust met de beste medische kennis waarover men in die tijd de beschikking had. Het moet echter vermeld worden dat een andere arts, die in een vergelijkbaar geval in deze gemeenschap te hulp geroepen was, een  groter succes boekte. Zijn behandeling bestond uit de toepassing van koude kompressen in plaats van warme en of hij nu wel of niet op de hoogte was van de wetenschappelijke reden ervoor dat doet er niet zoveel toe, want hij had er succes mee in dit geval.

In 1893 verhuisde dokter Was naar Panama, Nebraska, waar hij zich een huis bouwde met acht kamers. Hij had zich niet alleen gevestigd en bewezen in de Nederlandse kolonie, maar voegde ook het gebied van Panama aan zijn praktijk toe. De dokter bracht wekelijks  een bezoek aan de Nederlandse kolonie. [30] In een van de plaatselijke kranten verscheen dan ook het volgende bericht: “Men kan iedere woensdagmiddag tussen twee en drie uur bij de dokter terecht in de winkel van Walvoord.[31]

Dokter Was legde veel visites af in de modder, tijdens onweersbuien, zandstormen en hevige sneeuwstormen. Voordat de tijd aanbrak van verharde wegen en telefoons kreeg hij heel wat ontberingen te verduren. Dokter Was vertelt: “Iedereen die weet wat een sneeuw-storm in Nebraska inhoudt, zal de vele tochten die ik door zulke stormen maakte op hun waarde weten te schatten.” Levendig beschrijft hij hier als volgt een van zijn ervaringen:

Nadat ik opgeroepen was voor een bevalling op zo’n negen mijl westelijk van Panama, kwam ik daar net op tijd aan voordat een verschrikkelijke sneeuwstorm over de prairie begon te razen. Ik was rond middernacht klaar met mijn werk. Ondanks het feit dat de sneeuwstorm nog steeds onstuimig te keer ging besloot ik naar huis te gaan. Ik wist dat ik de storm eerst zo’n halve mijl pal tegen kreeg. Daarna zou ik de wind in de rug hebben. Deze korte afstand was echter voldoende om me over de prairie te laten ronddwalen totdat ik weer bij het huis van de boer was aangekomen vanwaar ik was vertrokken. Gelukkig kenden de paarden de weg beter dan ik en brachten ze me weer heelhuids terug anders was ik misschien van ellende omgekomen. De boer bracht me vervolgens naar de hoofdweg waar ik mijn weg in oostelijke richting vervolgde. Ik verdwaalde drie keer, maar alle keren ontdekte ik een herkenningsteken dat mij de gelegenheid bood mijn paarden in de goede richting te dirigeren. Ik liet de teugels vieren en vertrouwde mijn lot aan hen toe. Na stevig onder de kou te hebben geleden kwam ik veilig thuis aan.”[32]

In het volgende verhaal beschrijft de dokter nog een andere vermoeiende gebeurtenis die hij meemaakte op weg om een ziek kind te helpen:

Om negen uur ‘s morgens werd ik per telefoon gevraagd om bij een ziek kind op  bezoek te komen dat leed aan longontsteking, viereneenhalve mijl ten westen van Holland. De sneeuw lag wel van vier tot zes voet dik en veel omheiningen waren volledig ondergesneeuwd. De stalhouder weigerde botweg om door zoveel sneeuw op weg te gaan. Uiteindelijk wist ik een jonge man over te halen om met mij mee te gaan. Gewapend met twee schoppen begonnen we aan onze sneeuwruimerstocht. Toen we al wat verder gekomen waren en de boeren in de gaten kregen dat het de dokter was kwamen ze ons meteen te hulp. Tegen de tijd dat we de weg over een afstand van twee en een halve mijl hadden vrijgemaakt hadden zes man om ons te helpen. De jonge man en ik waren volledig uitgeput. Gelukkig hadden we een huis weten te bereiken van een boer die een telefoon bezat, zo belde ik het gezelschap van het zieke kind dat ik zou gaan bezoeken. Ik zei tegen hen dat ze mannen vanaf hun kant moesten laten komen om ons te ontmoeten en ook vertelde ik hen dat ze een warme maaltijd klaar moesten maken voor de mannen die mij op deze tocht assisteerden. Uiteindelijk arriveerden we om twee uur ‘s middags op onze plaats van bestemming en zag ik dat mijn patiënt het heel zwaar te verduren had. Alles bij elkaar had ik twaalf mannen op deze tocht die mij hielpen met sneeuwruimen. Zulke ervaringen maakte ik elke winter weer mee. Als deze tochten ‘s nachts plaatsvonden waren onze ontberingen nog veel groter. Het was niet mogelijk om hulp van anderen in te roepen, zodat de stalhouder en ik ons zelf een weg moesten banen. Op zulke tochten voegde ik alleen de uitgaven voor de stalhouder aan mijn gewone onkostenrekening toe.[33]

Met ontberingen en moeilijkheden zoals hierboven beschreven werd dokter Was regelmatig geconfronteerd tijdens de vele jaren waarin hij hulp verleende bij ziekte en lijden van deze pionierskolonie. Deze ervaringen geven hem recht op een hoge plaats binnen dat  eervolle gezelschap van “plattelandsdokters” of “huisartsen” die op zo’n moedige wijze de pionier-gemeenschappen van het Westen dienden. Met het voorbijgaan van de jaren en de vooruitgang van de medische wetenschap, specialisatie en de bijdrage van de medische universiteiten is er een moderne kennis over gezondheid en volksgezondheid naar deze pioniers gebracht.

 
Volgende hoofdstuk
Inhoudsopgave
 

[1] Castorolie, andere benamingen: ricinusolie of wonderolie. Deze olie wekt de stoelgang op.

[2] Persoonlijk interview met mevrouw Hannah (Schnieder) Lefferdink, Hickman, Nebraska 1938.

Drie zuigelingen waren tijdens de vroege “tachtiger jaren” in één week tijd ernstig verbrand. Een kind viel in een tobbe met warm water en een ander kind viel in een ketel met kokende gelei terwijl een kan met hete koffie werd omgegooid over de derde baby. De moeder van het eerste kind paste een behandeling met bloem toe op de brandwonden van haar baby, terwijl de tweede baby werd ondergedompeld in een vat koud water. Beide baby’s overleden. De derde moeder maakte overvloedig gebruik van kerosine bij haar kleine kind en ofwel als gevolg van deze behandeling ofwel omdat de brandwonden in dit geval minder ernstig waren herstelde het kind tenslotte. Een dokter legde later aan de moeder uit dat de kerosinebehandeling in dit soort gevallen gevaarlijk was, omdat de intense pijn soms stuiptrekkingen veroorzaakt met de dood tot gevolg.

Nebraska Volkstelling van 1875-1876, Nebr. Hist. Soc. Lancaster County, South Pass Precinct.

Het register verschaft de volgende informatie voor de jaren 1875 en 1876:

1875

 

Cholera

Dysenterie

Hartkwalen

Onbekend

Kinkhoest

 

 

2

1

1

2

2

1876

 

Bevallingen

Cholera’

Tuberculose

Onbekend

Kroep/difterie

 

 

1

1

2

1

2

 

[3] Persoonlijk interview met mevrouw Jane (Lefferdink) Heitbrink, 1937.

[4] Persoonlijk interview met William Daharsh en anderen, 1937.

[5] Persoonlijk interview met de heer Henry Wubbles, 1937.

[6] Verne C. Fuhlrodt, Pioneer History of Fontenelle, Nebraska, mss., (Lincoln, 1934), 43.

[7] Persoonlijk interview met de heer Henry Wubbles, 1937.

[8] Persoonlijk interview met mevrouw Dillie (TeSelle) Wubbles, 1937.

[9] Persoonlijk interview met mevrouw Dillie (TeSelle) Wubbles, 1937.

[10] ldem. Er is geen officieel of kerkelijk document beschikbaar met het aantal baby’s dat stierf tijdens de bevalling.

[11] Kerkboeken Holland; In het kantoor van de kerkenraad; Algemeen onderzoek.

[12] Persoonlijk onderhoud met de heer Ben Brethouwer, 1937.

[13] Persoonlijk interview met mevrouw Dillie (TeSelle) Wubbles, 1937.

[14] Persoonlijk onderhoud met de heer Ben Brethouwer, 1937.

[15] Algemeen overzicht.

[16] Persoonlijk interview met mevrouw Dillie (TeSelle) Wubbles, 1937.

[17] Portret- en biografisch album van Lancaster County, Nebr. ,212.

[18] Persoonlijk interview met mevrouw Dillie (TeSelle) Wubbles, 1937.

[19] Portret- en biografisch album van Lancaster County, Nebr., 483.

[20] Persoonlijk interview met dokter Tou Velle, Firth, Nebr., 1937.

[21] Persoonlijk interview met mevrouw Dillie (TeSelle) Wubbles, 1937.

[22] Geschiedenis van Doctor Was, mss. privé bezit.

[23] Idem.

[24] Idem.

[25] Idem.

[26] Idem.

[27] Idem.

[28] Idem.

[29] Registers van de kerken Holland en Pella; In functie van de kerkenraad; Algemeen onderzoek.

[30] Geschiedenis van dokter Was, mss., privébezit.

[31] De Hickman-onderneming, 18 december 1896.

[32] Geschiedenis van dokter Was, mss., privébezit.

[33] Geschiedenis van dokter Was, mss., privébezit.