HOOFDSTUK V
< Inhoudsopgave >Volgende Hoofdstuk
GESCHIEDENIS VAN DE KERK IN HOLLAND, NEBRASKA
De inwoners van Holland, Nebraska, zijn aanhangers van de Hervormde Kerk van Amerika. Dit is de Nederlandse Hervormde Kerk die de kolonisten van Nieuw Amsterdam met zich meebrachten vanuit Nederland en enigszins gewijzigd door haar latere ontwikkeling hier ter plaatse. Deze kerk vindt haar oorsprong in de middeleeuwse geschiedenis van de Nederlanden. De kerk ontstond omstreeks 1576 toen de eerste synode van Dordrecht bijeen kwam en de vier voornaamste kerkelijke leerstellingen van de Gereformeerde Kerk van de Nederlanden definieerde.[1] Dezelfde synode beperkte ook bepaalde voorwaarden die aan het lidmaatschap waren verbonden. In 1581 kwam een synode bijeen te Middelburg om de organisatie van de kerk af te ronden en om bepaalde zaken betreffende de kerkelijke ambtsdragers en leerstellingen nader vast te stellen. Een paar maanden nadat de synode op reces was gegaan riep de Gereformeerde Kerk zich uit tot de gevestigde publieke Kerk van de Nederlanden.[2]
De Kerk in de Nederlanden kent drie Gereformeerde Leerstellingen. De leerstellingen zijn de Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse geloofsbelijdenis en de Dordtse leerregels.[3] Bij de bestudering van deze leerregels is het goed om hun geschiedenis in gedachten te houden. Zij waren, zoals de meeste soortgelijke documenten, het product van een tijd van beproeving en gevaar. Deze leerstellingen of geloofsbelijdenissen kwamen de Hervormde kerk van Amerika binnen via de Kerk van de Nederlanden. De politieke en godsdienstige omstandigheden waarin het moederland verkeerde op het moment dat deze leerstellingen vorm kregen moeten natuurlijk in het oog worden gehouden wanneer men haar leer beschouwt. Deze leerstellingen werden vastgelegd in een periode die in de Nederlandse geschiedenis bekend staat als de Tachtigjarige Oorlog. Zij werden geschreven in een rooms-katholiek land dat buitengewoon vijandig stond tegenover de reformatie. Zij werden ook geschreven op een moment dat de protestantse godsdienst wortel begon te schieten en zich vormde. Dat is de reden waarom er sommige uitermate scherpe verklaringen in voorkomen. Dat is de reden dat de documenten voor sommigen zo verfoeilijk overkwamen en dat is tevens de reden waarom de vervolging van de auteurs zo’n algemeen verschijnsel was.[4]
De Hervormde kerk van Amerika, meer algemeen bekend als de Nederlandse Hervormde Kerk, werd in 1628 gesticht op het eiland Manhattan door de Nederlandse kolonisten. De kerk die een vijftigtal deelnemers aan het Avondmaal telde, werd opgericht door dominee Jonas Michaelius, de eerste zendingspredikant in de Nederlandse kolonie. In 1819 werd de kerk als rechtspersoon erkend onder de naam Hervormde Protestantse Kerk. In 1867 werd deze officiële benaming gewijzigd in de Hervormde Kerk van Amerika.[5]
In het midden van de achttiende eeuw werd de behoefte aan predikanten voor de gestaag groeiende Amerikaanse kerk steeds urgenter. Er waren in Amerika geen Nederlandse universiteitsinstituten of seminaries beschikbaar voor de opleiding van studenten die predikant wilden worden. Slechts weinig jonge mannen konden zich de tijd en de onkosten veroorloven van een zevenjarige academische en theologische studie in Nederland. Een andere omstandigheid die de groei van de kerk belemmerde was dat men nog steeds doorging met het exclusieve gebruik van de Nederlandse taal. Op deze wijze bleef de Nederlandse Hervormde kerk in Amerika achter in groei en vooruitgang in het eerste stadium van haar ontwikkeling.[6] In het midden van de achttiende eeuw ontstond er een twistpunt in de kerk. De oorzaak van deze tweespalt was gelegen in een drietal kwesties. De eerste kwestie betrof de vraag of de predikanten voor de kerk in Nederland hun theologische opleiding moesten ontvangen. De tweede kwestie was de vraag of de Nederlandse taal de enige taal diende te zijn die vanaf de kansel gesproken werd en de derde kwestie ging over de vraag of de kerk verder zou moeten gaan onder het gezag van de kerk in Nederland. Deze kwesties spleten de organisatie en haar predikanten in twee groepen. De ene groep was voorstander van de veranderingen waarover men discussieerde en de andere groep was daar op tegen.[7] De splitsing volgend legde één groep, met als naam de Hervormde kerk van New York City, in een handvest vast dat het de predikant was toegestaan te preken in de Engelse taal. De kerk bleef nog verscheidene jaren verdeeld. Een verenigingsplan werd aanvaard in 1771 en nam tevens de Amerikaanse Kerk weg uit de jurisdictie van de Classis Amsterdam.[8] In 1792 kwam de onvoorwaardelijke onafhankelijkheid tot stand door de aanvaarding van een formele constitutie en de drie formulieren van enigheid van de tweede Synode van Dordrecht.[9] Deze werden later samengevoegd in de constitutie van 1833 en herzien in 1874 en 1916.[10]
De groei van de kerk bleef niet beperkt tot plaatsen waar vroege Nederlandse kolonies waren gesticht. De groei breidde zich uit in westelijke richting, hand in hand met de verhuizende bevolking. De grootste aanwas van de kerk vond echter plaats in het midwesten. De leden van de kerk daar waren de migranten die sinds 1847uit Nederland waren gekomen. Zij vestigden zich in Michigan, Wisconsin, Iowa, Nebraska, Kansas en in andere staten verderop in het westen. De twee voornaamste centra zijn Holland in Michigan waar zich Hope College en Western Seminary bevinden en Pella in Iowa waar men het Central College heeft. Tegenwoordig zijn er verscheidene staten waarin de Hervormde Kerk van Amerika zich heeft gevestigd.[11]
De Hervormde Kerk van Amerika volgt de organisatie van haar moederkerk. In Amerika erkent de kerk vier kerkelijke gezagsdragers; de predikanten, hoogleraren theologie, ouderlingen en diakenen. Er zijn ook vier kerkelijke instanties; de kerkenraad of Consistorie, de Classis[12], de Bijzondere Synode en de Algemene Synode. De kerkenraad van elke kerk omvat de predikant met de ouderlingen en diakenen in actieve dienst. De kerkenraad is belast met de geestelijke functies, armenzorg en het toezicht op kerkelijke eigendommen. De kerkenraad vergadert zo vaak als de kerk dat wenselijk acht. De ouderlingen en diakenen worden door de leden van de kerk gekozen voor een termijn van twee jaar. Het rouleren van de ambten zorgt ervoor dat de helft van de kerkenraad elk jaar wordt vervangen.
De classis moet bestaan uit afgevaardigden van tenminste drie kerken. De classis komt tweemaal per jaar bijeen. De classis heeft tot taak predikanten een preekconsent te verlenen, ze te laten intreden als predikant, ze aan te stellen, ze te ontslaan, te schorsen of af te zetten. De classis kan rechtspreken inzake kerkelijke kwesties en kan een onderzoek instellen naar alle zaken die bij de classis aanhangig zijn gemaakt.
De bijzondere synode heeft jurisdictie over de classes waaruit zij is samengesteld. Zij vormt nieuwe classes of hevelt kerken van de ene classis over naar een andere. De bijzondere synode vergadert eenmaal per jaar.
De generale synode heeft een vertegenwoordiging die tenminste bestaat uit twee predikanten en twee ouderlingen uit iedere classis. Zij zendt de classes voorstellen betreffende wenselijke veranderingen in de grondslagen van de kerk. De Hervormde Kerk van Amerika kent een generale synode, vijf bijzondere synodes, veertig classes en telt meer dan zevenhonderd kerken.[13]
Intrede en installatie van de predikant zijn belangrijke onderdelen van het geheel aan rituelen binnen de Hervormde Kerken van Amerika. Voordat een predikant officieel zijn intrede mag doen, moet hij na de middelbare school eerst een zeven jaar durende opleiding hebben afgerond. Deze opleiding bestaat uit een vierjarige studie aan een theologische faculteit en drie jaar aan een seminarie. De constitutie van de Hervormde Kerk van Amerika bepaalt dat de naam van een kandidaat voor intrede en installatie gepubliceerd zal worden op drie opeenvolgende zondagen voorafgaand aan deze ceremonie. Aangezien de intrede gewoonlijk wordt voltrokken in de kerk waarvan de kandidaat een beroep heeft aanvaard, vindt de publicatie plaats voor de gemeente van die kerk. Gewoonlijk nemen drie of meer predikanten deel aan de officiële intrede als predikant en ook aan de installatie tot predikant. De ceremonie waarmee deze gebeurtenissen gepaard gaan is zeer indrukwekkend.
De installatie verschaft de predikant een gevoel van veiligheid. Hij kan alleen maar ontslagen worden wegens wangedrag of overspel; predikanten ontvangen niet periodiek een nieuwe kerkelijke gemeente van de synode. Zij behouden hun standplaats totdat er een beroep op hen wordt uitgebracht door een andere kerkelijke gemeente die door de predikant wordt aanvaard. Dit verklaart het feit dat predikanten van de Hervormde Kerk een flink aantal jaren op hun plek blijven.
De dominee (predikant) is strikt genomen de leider van zijn kerkelijke gemeente. Op gezette tijden komt hij zelfs volkomen autocratisch over. De kerkenraad die door de dominee wordt voorgezeten tuchtigt leden wegens vergrijpen tegen de kerk. Deze kunnen bestaan uit ongepast gedrag en godslastering. Wanneer lidmaten van de kerk schuldig bevonden zijn aan deze tenlasteleggingen en geen berouw tonen, worden zij niet toegelaten tot de viering van het Heilig Avondmaal. Zij worden zelfs uit de kerk verbannen. In de notulen van het jaar 1937 van de Bijzondere Synode van Iowa staat vermeld dat negen personen werden getuchtigd.[14] Hoewel er van de kerk in Holland geen officieel document bestaat, werd één lidmaat aan het einde van de eeuw door de kerkenraad gestraft. Wrijvingen tussen lidmaten van de kerk worden gewoonlijk geregeld of geschikt door de dominee en een van de ouderlingen. Als dit niet tot succes leidt wordt de kerkenraad bijeengeroepen en wordt de zaak daaraan overgedragen.[15]
De geschiedenis van de Hervormde Kerk die in Holland, Nebraska gevestigd is vormt weer een ander verhaal in de worsteling van de pioniers. Der Rede citeert, “Deze eerste kolonisten kwamen naar het westen om hun materiële en tijdelijke welstand te verbeteren. Dit was echter niet hun enige motief. Binnen hun harten was nog een sterkere impuls aanwezig om hun geestelijke noden te bevredigen.”[16] Bovendien hadden zij een hekel aan de veramerikanisering van de gebruiken in hun kerk in Wisconsin.[17]
Geen enkele maatschappelijke toestand zou voor hen aanvaardbaar zijn als ze niet hun begeerten naar geestelijke uitdrukking zouden kunnen bevredigen. Zelfs in de eerste dagen van de kolonie en ondanks het feit dat zij zwaar belast waren met de meest fundamentele economische en zuiver materiële problemen van het fysieke bestaan, zochten zij ernstig en ijverig de geestelijke troost van hun kerk en geloof. Er was natuurlijk geen predikant. Het ontbrak hen aan middelen om een kerk te bouwen, maar zij kwamen elke zondag bijeen in de dugout van een van de kolonisten, waar zij de godsdienstoefeningen bijwoonden bij het eigengemaakte altaar van hun God. Gedrukte preken werden bezorgd door de Classis Wisconsin van de Hervormde Kerk. Deze preken werden hardop voorgelezen door een van de leden van de gemeenschap die men daarvoor had uitgekozen. Zij zongen de psalmen van hun kerk, lazen de bijbel en lieten hun gebeden opgaan. De kerkdiensten volgden in ieder opzicht die van de moederkerk en met zoveel nauwkeurigheid als hun beperkte middelen maar toelieten.[18] Regelmatig kwamen deze eerste kolonisten ook gedurende de week in een van de onderkomens van de pioniers bij elkaar om een avond van eredienst te houden. Deze bijeenkomsten bestonden uit bidden, bijbellezing en het zingen van psalmen. Veel van deze bijeenkomsten werden gehouden in de dugout van J.W. Lefferdink en H.J. Lubbers.[19]
Dit voldeed echter niet volledig aan hun verlangens. Daarom benaderden zij de Classis Wisconsin en deden een dringend verzoek tot oprichting van een georganiseerde kerk. Het verzoek werd door de classis gehonoreerd en zij stemden erin toe dominee J.W. Dunnewold te sturen, die op 25 juni 1870 aankwam in de Nederlandse kolonie in Nebraska met als doel de stichting van een kerk. Hij preekte op die zondag tweemaal. Op de 28e juni kwamen de lidmaten uit deze kolonie bij elkaar in het huis van Martinius Wissink. Achttien lidmaten hadden hun lidmaatschapspapieren meegebracht en twintig anderen sloten zich aan op grond van hun geloofsbelijdenis. De volgende taak waarmee werd begonnen was de aanstelling van een kerkenraad. Deze werd gevormd uit de ouderlingen Christian Gysbers en E.B. Reimes, met als diakenen J.W. Lefferdink en H.J. Lubbers. Nog drie anderen traden op een later datum toe tot de kerk waardoor de kerkelijke gemeente uitkwam op een totaal van eenenveertig leden.[20] Deze nieuw opgezette kerkelijke gemeente ging nog ongeveer een jaar lang door met het houden van haar bijeenkomsten in verschillende huizen. Tegen het einde van 1870 bedroeg het totaal aantal lidmaten negenenvijftig.[21]
De leden kregen toen het verlangen naar een permanente predikant. Zij voelden bovendien de noodzaak van een plek waarin ze hun godsdienstoefeningen zouden kunnen houden. Zij riepen een vergadering bijeen op 30 mei 1871 om over dit probleem te beraadslagen. Twee dames, woonachtig in New York, beloofden drieduizend dollar te schenken voor de bouw van een kerk, een pastorie en het salaris van een predikant.[22] De vergadering die beraadslaagde over de bouw van een kerk en over de aanstelling van een predikant werd gehouden ten huize van J.W. Lefferdink en H.J. Lubbers. Uit Oostburg in Wisconsin kwam dominee Te Winkel[23] over en was bij deze vergadering aanwezig. Hij werd hier naartoe gezonden door de classis Wisconsin om de vergadering te leiden. De lidmaten brachten een beroep uit op dominee Te Winkel om vaste, blijvende predikant in Holland te worden en dat aanvaardde hij.[24] De noodzakelijke afspraken om een kerkgebouw op te trekken werden gemaakt. Toen het gebouw eenmaal klaar was bleek dat het een nogal lomp bouwwerk was geworden dat meer weg had van een boerenschuur dan van een kerk. Meneer Derk Obbink die een span ossen dreef, was een van de pioniers die meehielpen het bouwmateriaal voor de eerste kerk in Holland, Nebraska uit Brownville aan te voeren. Deze kerk was tegelijkertijd de eerste Nederlands Hervormde kerk in Nebraska.[25] Deze kerk werd gebouwd op grond die toebehoorde aan de Burlington en Missouri Spoorwegmaatschappij, maar werd uiteindelijk verworven door de Hervormde Kerk van Holland.[26]
In 1871 kreeg de kerk er drieëntwintig lidmaten bij en voelde de kerkelijke gemeente de alsmaar toenemende behoefte aan een grotere plek waarin haar kerkdiensten gehouden konden worden. Dezelfde vrienden in het Oosten schonken achtenveertighonderd dollar en de kerkenraad leende dertienhonderd dollar van de Classis Wisconsin. Dit leverde in totaal een bedrag op van eenenzestighonderd dollar om een nieuw gebouw op te richten.[27] In 1872 begon de kerkelijke gemeente regelingen te treffen voor de bouwconstructie. Het nieuwe gebouw diende van een conventionele architectuur zijn. De gemeente nam de heer James Burcham en de heer Diedrick als aannemer in dienst om het bouwwerk uit te voeren. Deze beide mannen woonden in de nederzetting. Nadat de aannemers hun plannen hadden afgerond werd het bouwmateriaal besteld. De pioniers getroostten zich vele opofferingen bij de bouw van deze kerk en het vervoer van de materialen naar Holland was geen eenvoudige klus. Het zand werd opgehaald bij Henry Sterpes, zo’n twee mijlen ten westen van Firth. De kalksteen voor de fundering moest uit Roca worden aangevoerd. Het ruwe timmerhout en ander materiaal werd verkregen in Lincoln.[28] Iedere man in de kolonie stelde zijn paarden of ossenspan en wagen ter beschikking. De tochten naar Lincoln werden met ossenspannen gemaakt. Het was de gewoonte om `s avonds om tien of elf uur uit de nederzetting te vertrekken zodat de terugtocht niet later dan de volgende avond was voltooid. Het was noodzakelijk een zijtak van de Zoutkreek over te steken op zo’n mijl ten westen van Holland en aangezien er geen brug was waren de ossenspannen gedwongen om op een doorwaadbare plaats de stroom over te steken. Men legde balken en houtblokken in de bedding van de kreek om op die manier een betere ondersteuning te krijgen en aangezien het water ondiep was vond de oversteek gewoonlijk zonder ongelukken plaats. Er werden echter aan de Holland-zijde van de kreek mannen en ossenspannen opgesteld die meehielpen om de zwaar beladen wagens weer over de kreek te krijgen als ze uit Lincoln teruggekeerd waren.[29] De bouwtekeningen, karakteristiek voor de Nederlands Hervormde Kerken in Nederland, werden bij de bouw van de kerk in Holland nauwgezet gevolgd. Men dient daarbij in gedachten te houden dat het de gewoonte is in de Hervormde Kerken in Nederland dat, als men naar de voorkant van de kerk kijkt, de vrouwen aan de linkerkant van de kerk zitten en de mannen aan de rechterkant. Dit ontwerp werd ook toegepast bij de bouw van de kerk in Holland en zo kwam er dan ook een degelijk tussenschot van misschien wel vier of vijf voet (circa 1,40 meter) hoog dat zich vanuit het midden van de voorzijde van de kerk uitstrekte tot aan de achterkant om de beide seksen van elkaar te scheiden. Een balkon met banken vulde de gehele breedte aan de achterkant van de kerk. Mannen en jongens die liever niet plaats namen aan de mannenkant van de afscheiding gingen hier zitten. De kansel van de dominee stond op een verhoging van ongeveer zes voet boven de vloer. Vooraan en in een hoek stonden de banken voor de ouderlingen en de diakenen. Na de bouw van de tweede kerk in 1873 werd het eerste gebouw, waar men een bijgebouw naast had gezet, gebruikt als schuur waar de leden hun paarden konden stallen tijdens de kerkdiensten.[30]
Dominee Te Winkel bleef vier en een half jaar in Holland en ging vandaar naar Clymer in de staat New York. Tijdens zijn predikantschap in Holland werden er twee kerken en een pastorie[31] gebouwd. De gemeente groeide naar drieëntachtig lidmaten.[32] Dominee Rosendaal citeert in Der Rede, “Dominee Te Winkel bleek de juiste man te zijn om de kerk in deze nieuwe kolonie te leiden.”[33] Dominee Te Winkel kocht honderdzestig acres (68 hectare) spoorwegland, een mijl ten oosten van Holland, gelegen in sectie twaalf van South Pass Precinct. Zijn boerderij is nog steeds in het bezit van zijn familie.
In 1876 kwam dominee Huizenga van Virginia naar Nebraska om een beroep van de kerk in Holland te aanvaarden.[34] Gedurende zijn ambtsperiode groeide het aantal lidmaten van de kerk naar honderdnegentig. Hij bleef vijftien jaar in Holland en aanvaardde toen een beroep van de Hervormde Kerk in Rock Valley in de staat Iowa. In 1891 verliet dominee Huizenga de Nederlandse kolonie in Nebraska om zijn herderlijke plichten in deze nieuwe locatie op zich te nemen.[35] In deze tijd bereikte men in de gemeente overeenstemming over de vraag of er een pijporgel nodig was voor de kerk. Daarom werden er de noodzakelijke regelingen getroffen voor de financiering van het instrument. Naast de borgstellingen werden er vrijwillige gaven in ontvangst genomen en in 1892 werd het instrument aangekocht.[36]
Toen werd er een beroep uitgebracht op A.M. van Dine die nog student was aan het Theologisch Seminarium van Hope College. De heer Van Dine aanvaardde het beroep. De gemeente moest echter wachten totdat hij zijn examens achter de rug had. Deze werden afgenomen in juni 1892.[37] Dominee van Dine bleef in Holland tot het jaar 1900 en accepteerde toen een beroep in Illinois. Het lidmaatschap van de kerk groeide aan tot tweehonderdvijftig leden. Tijdens zijn predikantschap betaalde de kerk de dertienhonderd dollars terug die zij van de Classis Wisconsin geleend had. Dominee Van Dine was geliefd bij zijn gemeenteleden. Hij was echter autocratischer dan zijn voorgangers.[38] Nadat dominee Van Dine naar Illinois was vertrokken werd er een beroep uitgebracht op dominee De Bey. Hij aanvaardde het beroep in 1900 en bleef acht jaar in Holland. In 1909 accepteerde dominee De Bey een beroep van de Hervormde Kerk in Lansing in de staat Illinois. In 1903, in de ambtsperiode van dominee De Bey, werd de kerk opnieuw vorm gegeven. Voor dit doel werden er vijfduizend dollars ingezameld.[39] De plannen voor deze onderneming veroorzaak-ten flink wat discussie onder de kerkleden. Dit hing samen met de opstelling van de kerkbanken en met de scheiding tussen mannen en vrouwen. De gemeente was inmiddels uitgegroeid naar tweehonderdzesennegentig lidmaten. Dominee De Bey trad tijdens zijn ambtsperiode uiterst autocratisch op en hield zijn gemeente stevig onder de duim.[40]
Dominee De Bey werd opgevolgd door dominee Rosendaal die twee jaar in Holland bleef. Hij aanvaardde een beroep van de Hervormde Kerk in Valley Springs in de staat Zuid-Dakota. Tijdens zijn predikantschap werd het veertigjarig bestaan van de kerk gevierd.[41] In 1911 werd dominee Rosendaal opgevolgd door dominee Roetman. Hij bleef tot 1920 in Holland. Tijdens zijn ambtsperiode werd de vijftigste verjaardag van de kerk gevierd. Dominee Roetman werd opgevolgd door dominee Van Zyle. Deze laatste heeft zich zeer ingespannen om de gebruiken in de kerk om te vormen die sinds haar oprichting gangbaar waren geweest. Dominee Van Zyle bleef vijftien jaar in Holland en accepteerde toen een beroep van de Hervormde Kerk in Chicago. Dominee A.A. Shermer is de huidige predikant. Hij aanvaardde het beroep in 1935. Tegenwoordig heeft de kerk een ledental van honderdvijfendertig gezinnen of ongeveer vierhonderd lidmaten.[42]
De kerkelijke gemeente en de dominee van de Hervormde Kerk in Holland houden zich, net zoals hun zusterkerken in Amerika, strikt aan de leerstellingen van de Hervormde Kerk van Amerika. Op zaterdag besteedt de dominee van de kerk in Holland zijn tijd aan bijbelstudie met de kinderen. Dit is catechisatie via de zogenaamde vraag en antwoord methode. De kinderen zijn in drie klassen gegroepeerd: de eerste, tweede en derde. Nadat zij successievelijk elke klas hebben afgerond worden zij toegelaten tot de Cursus voor Jonge Mensen die gewoonlijk op donderdagavond wordt gehouden. In deze cursus wordt de tijd besteed aan de studie van de Heidelbergse Catechismus. De voltooiing van deze studie maakt ze echter niet tot lidmaten van de kerk.[43]
Personen die de wens te kennen geven lidmaat te willen worden van de kerk in Holland kunnen dit lidmaatschap verwerven meteen na afloop van hun geloofsbelijdenis. Zij zijn verplicht om eerst te verschijnen op een gewone, huishoudelijke vergadering van de kerkenraad om daar toelating te vragen tot de kerk.[44] De kerkenraad op haar beurt licht hem of haar in over de plichten van een christen en de eisen die de kerk stelt. De aanvrager wordt weer weggestuurd en de kerkenraad buigt zich meteen daarna over zijn of haar geschiktheid. Als het antwoord gunstig uitvalt wordt de betrokkene op de eerstvolgende zondag opgenomen in de kerk.[45] Wanneer de sollicitant voor de kerkenraad van de kerk in Holland verschijnt, is het deze raad toegestaan om bij de aanvrager te informeren of hij behoort een vrijmetselaarsloge of ander geheim genootschap. Het lidmaatschap van een geheime organisatie kan, volgens het kerkrecht, voldoende reden zijn om de aanvrager af te wijzen. Een en ander wordt aan het oordeel van de kerkenraad overgelaten. De kerken-raden van de kerken die vallen onder de Bijzondere Synode van Iowa hebben zich met deze mogelijkheid bezig gehouden en een gemeenschappelijke gedragslijn vastgesteld. Het behoort absoluut tot het beleid van de kerken in de nederzetting in Nebraska dat het lidmaatschap geweigerd wordt aan leden van welke geheime organisatie dan ook.[46]
De opmerkelijke vorderingen van de vroege kerk waren niet uitsluitend te danken aan de inspanningen van de mannen in de gemeenschap. De Nederlandse vrouwen stelden zich niet tevreden met het feit dat ze toelieten dat hun echtgenoten alle lasten van de kerk te dragen kregen. Net zoals het geval was geweest in de eerste jaren toen men moest vechten om te overleven, verrichtten de vrouwen in de kerk hun volle aandeel in de noodzakelijke werkzaamheden. Het succes van het Vrouwen Zendingsgenootschap (Ladies’ Missionary Society) van de Presbyteriaanse Kerk in Hickman inspireerde de dames van de Hervormde Kerk in Holland tot het opzetten van een soortgelijke organisatie in hun eigen kerk.
Op 9 juli 1886 kwam een tiental dames bij elkaar ten huize van mevrouw Cornelius den Herder. Zij organiseerden het Vrouwen Zendingsgenootschap van de Hervormde Kerk in Holland. Mevrouw Derk (Martha) Liesveld werd tot voorzitter gekozen en mevrouw J.G. Bade tot vice-voorzitter. Het valt te betwijfelen of er ook nog een secretaris benoemd werd die notulen maakte van de vergaderingen, want van de eerste tijd uit het bestaan van de vereniging en van haar vergaderingen kunnen geen aantekeningen teruggevonden worden.[47] Ongetwijfeld was de vice-voorzitter belast met het bijhouden van de secretariaats-werkzaamheden. Deze dame vertrouwde men alle aankopen toe en verstrekte financiële overzichten aan de algemene vergaderingen.[48] Vaak reed de vice-voorzitter met haar echtgenoot met een ossenspan en wagen naar Lincoln om bij de firma Miller (Miller & Paine) materiaal te kopen voor het zendingsgenootschap.[49] De leden maakten er verschillende artikelen van, zoals overhemden voor mannen, schorten, gewatteerde dekens, spreien (quilts) etc. Deze werden ook door de leden verspreid en uitgedeeld. De dames bewerkten de Nederlandse kolonie van huis tot huis. Ze hielden ook een jaarlijkse picknick die plaatsvond in augustus. In 1901 organiseerden de jonge dames het tweede zendings-genootschap, met vierendertig leden. In 1910, op de veertigste verjaardag van de kerk, rapporteerden de dames zevenennegentig leden. Het Vrouwen Zendingsgenootschap meldde dat er in deze veertig jaar voor zendingswerk in het buitenland en in eigen land een bedrag was bijeengebracht van vijfenveertighonderd dollar.[50] Door de invloed van de genoot-schappen werd de kerk niet alleen materieel, maar ook spiritueel gezegend. Verscheidene jonge mensen stelden hun leven in dienst van de christelijke kerk.[51] De lidmaten van de kerk in Holland hebben altijd de plaatselijke genootschappen gesteund met hun royale bijdragen die uit vrije wil werden aangeboden.
In de vroege ‘tachtiger jaren’ had de Nederlandse kolonie niet alleen het grootste gedeelte van South Pass Precinct in bezit genomen, maar zich ook fors uitgebreid in Panama Precinct. De leden van de plaatselijke kerk die in het oostelijk deel van Panama Precinct woonden ervoeren de grote afstand die men naar de kerk in Holland moest afleggen als een te groot ongemak. In 1883 hielden deze Nederlanders hun eerste kerkdiensten in een van de huizen in Pella. Op 11 augustus 1884 werd de Hervormde Kerk van Pella opgericht. De kerk telde op de stichtingsoorkonde veertien leden.[52] Dominee Westing was hun eerste predikant. Tegenwoordig vermeldt deze kerk dat de gemeente bestaat uit zesentachtig gezinnen of ongeveer tweehonderd dertien leden.[53]
In 1887 scheidden zich circa vijftien gezinnen af van de kerk in Holland en stichtten een Christelijk Gereformeerde Kerk in Firth.[54] Zij noemden zichzelf de ‘seceders’ (zij die zich teruggetrokken hebben), maar ze werden gewoonlijk betiteld met de Nederlandse term ‘afgescheidenen’ of ‘separatisten’. Deze leden beweerden dat zij de banden met de moederkerk in Holland verbroken hadden ten gevolge van de veramerikanisering van haar gewoonten en gebruiken. Wrijving was echter een belangrijke factor die sommige leden ertoe bracht deze stap te nemen. Andere gezinnen werden erdoor beïnvloed.[55] Hun eerste predikant was dominee Breen. Financieel gezien was deze kerk geen succes en daarom werd zij in 1917 opnieuw opgericht. Het was te danken aan de invloed van sommige leden van de kerk in Holland, die in de buurt van Firth woonden, dat deze transformatie mogelijk werd. Deze organisatie staat nu bekend onder de naam Hervormde Kerk van Firth. De kerkelijke gemeente telt nu zesenzeventig gezinnen of circa honderdtachtig lidmaten.[56]
In 1890 stichtten een paar Nederlandse families die de afstand naar Holland te ver vonden, een Hervormde Kerk in Firth. Deze kerk bestond drie jaar tot de kerkelijke gemeente tot de vaststelling kwam dat zij niet langer in staat was de financiële lasten te dragen en keerde daarom naar de moederkerk terug.[57]
De gebruiken en rituelen van de Hervormde Kerk van Amerika vinden, net zoals de leerstellingen, hun oorsprong en basis in Nederland. Zij werden gevormd naar het voorbeeld van de gebruiken en rituelen die in de Nederlandse Hervormde Kerk, de moederorganisatie, bestonden. De eigenaardigheid van veel van deze gebruiken draagt in belangrijke mate bij aan hun belang, en de oude rituelen van de Nederlandse kerk hebben zelfs een zekere bekoring voor de volgelingen van andere en strijdige geloofsovertuigingen. Het valt in sommige opzichten te betreuren dat veel van de oude gebruiken in de laatste tijd ten prooi zijn gevallen aan de kracht van het modernisme en dat ze in zekere mate zijn afgeschaft. We zullen eerst echter de gebruiken van de pionierkerk in Holland beschrijven en zullen dan een poging ondernemen om het effect dat de moderne invloeden gehad hebben aanschouwelijk te maken.
Iemand die in de Nederlandse nederzetting woonde was verplicht om op zondag de kerk te bezoeken, bij voorkeur de kerk in Holland, als hij of zij tenminste goed aangeschre-ven wilde staan in de gemeenschap. De kerk in Holland is altijd krachtig geweest in de eisen die zij stelde. Dit hield in dat de pioniers verzocht werd lid te worden van de kerk, alle kerkdiensten bij te wonen, een bijdrage te leveren aan haar budget, deel te nemen aan de uitvoering van het Heilig Avondmaal, te geloven in de kinderdoop en te leven als respectabele burgers onder de heerschappij van de dominee. Tegenwoordig echter, sedert de kerk is veramerikaniseerd, zijn veel Hollanders als lid aangenomen in kerken van een andere geloofsovertuiging en meer in het bijzonder de Presbyteriaanse kerken van Firth, Panama en Hickman. Het gevolg hiervan is geweest dat de kerk veel van haar gezag en invloed verloren heeft zien gaan.
Kerkgang was voor de pionier geen eenvoudige taak. Naast de grote afstand tot de kerk, die voor sommigen meer dan zes mijl bedroeg, ontbrak het velen van hen eenvoudigweg aan transportmiddelen. Sommige leden die met hun ossenspannen naar de kerk reden woonden de godsdienstoefening bij die in de ochtend gehouden werd. Zij brachten hun middagmaaltijd mee en bleven over voor de middagdienst. Nadat ze zo de gehele dag aan hun kerkelijke plichten hadden voldaan, voelden ze zich tevreden over het feit dat de Dag des Heren goed in acht was genomen.[58]
De Nederlandse pioniers geloofden rotsvast dat God hun het bestaan op aarde verleend had en sturing gaf aan hun levens. Zij waren dan ook verplicht Hem te eren voor Zijn vaderlijke goedertierenheid die tevens materieel geluk met zich meebracht. Verder geloofden zij dat Hij zich bemoeide met hun voorspoed door het brengen van droogte, de Amerikaanse rups, de sprinkhaan en hagel om hun gewassen te teisteren. Dit werd gedaan zo geloofden zij om te voorkomen dat zij te zelfvoldaan zouden worden. Vanwege de godsdienstige overtuigingen van de Hollanders kwam de kerkelijke gemeente vaak bijeen in de kerk en wijdde haar godsdienstoefeningen aan gebed en het zingen van psalmen. Deze samenkomsten werden vooral veel gehouden in tijden van droogte en sprinkhanenplagen. Bij een van deze godsdienstoefeningen, die plaatsvond in de vroege ‘zeventiger jaren’, kwam de gemeente bijeen en bad om bevrijding van de sprinkhanen. Meteen nadat ze thuis waren gekomen ontdekten de mensen dat het ongedierte verdwenen was.[59] Op een andere datum werd de gemeente bijeengeroepen om voor regen te bidden. De leden van de gemeente konden echter geen overeenstemming bereiken over de vraag wanneer de regen in de komende dagen nu zou moeten vallen en dus gaf de dominee hen maar het advies om naar huis terug te keren.[60]
De scheiding der seksen in de kerk in Holland, die we hier al eerder besproken hebben, was natuurlijk ook conform het voorbeeld van de kerk in het moederland. Deze indeling bleef bestaan tot het jaar 1903, toen de kerk omgevormd werd. Een paar leden beschouwden dit als een regelrechte ramp en voor sommigen was het zelfs een onderwerp om hevig over te redetwisten. Een heer, die zich niets aantrok van het plezier van de rest van de gemeente, speelde het klaar om zijn vrouw naast iemand van hetzelfde geslacht te laten plaatsnemen. De gemeente wist zich weldra aan te passen aan de wijziging van dit oude gebruik, evenals aan de gedaanteverandering van andere gevestigde gewoontes die al lange tijd bestonden. Het omvormen van de kerk bracht ook de verwijdering van de galerij met zich mee. Dit was zonder enige twijfel een opluchting voor de ouderlingen en diakenen daar zij vaak door de dominee aangemaand werden om de rust terug te brengen op het balkon. Die rust werd regelmatig verstoord door de jonge mannen die blijkbaar het balkon als een plek beschouwden waar men zich goed kon vermaken.
Tot 1910, of korte tijd later, werd tijdens de eredienst in de kerk te Holland uitsluitend de Nederlandse taal gebruikt. De preken waren oninteressant voor de jongere generatie. Dit werd deels veroorzaakt doordat ze zo lang waren en deels vanwege hun onvermogen om ze te verstaan en dus te begrijpen. Omstreeks de eeuwwisseling waren veel huizen veramerikaniseerd en binnenskamers werd de Nederlandse taal nog maar zelden gesproken. Daarom wilden deze jonge mensen graag dat de helft van de kerkdiensten voortaan zouden worden uitgesproken in het Engels. Een moeder die zich bewust was van hun handicap sympathiseerde met de beweging. In 1904 ging zij langs alle huizen met een petitie, waarin de kerkenraad verzocht werd toe te staan dat een keer per maand een middagdienst in het Engels gehouden zou worden. Dit idee was niet alleen dwaas en belachelijk in de ogen van de meerderheid van de kerkleden, maar de moeder werd ook nog eens bekritiseerd vanwege het feit dat ze voor zoveel opwinding had gezorgd door dit onderwerp zo aan de orde te stellen. Het hoofd van een gezin waarvan de leden thuis slechts zelden de moedertaal spraken sprak zich tegen de petitie uit. Hij zei dat zijn gezin de Nederlandse kerkdiensten beter begrepen dan de Engelse. Op dat moment werd er nog niets beslist. Tien jaar later werd de kerk echter gedwongen om haar politiek te wijzigen. Op elke derde zondag van de maand werden de middagdiensten voortaan gehouden in de Engelse taal. De kerk ging door met het gebruik van het Nederlands als enige taal tijdens de ochtenddiensten. Tegenwoordig is de kerk echter volledig veramerikaniseerd en worden alle activiteiten van de kerk in de Engelse taal uitgevoerd. De kerken van Pella en Firth die vele jaren later opgericht werden hebben echter het gebruik van de Nederlandse taal in de kerkdiensten op zondagochtend gewoon voortgezet. De reden daarvoor is dat enkele van hun leden behoren tot de pioniers van de nederzetting.
De predikant van de kerk werd ‘de dominee‘ genoemd en zijn vrouw noemde men ‘juffrouw‘. Met uitzondering van een paar overgebleven pioniers kan men het gebruik van deze titel nog maar zelden meer horen. In de vroegste geschiedenis van de kerk waren de dominee en de juffrouw de leiders bij alle sociale activiteiten. Zelfs wanneer de ideeën van de juffrouw niet harmonieerden met die van de vrouw dan was toch haar mening doorslaggevend. Tegenwoordig echter oefenen de dominee en de juffrouw niet langer een dergelijk autocratisch gezag uit over de gemeente, maar zij worden nog steeds met respect bejegend.
De dominee van de pionierkerk in Holland, gelijk aan de dominee van het vaderland, leverde een zeer technische preek af in de meest zorgvuldige bewoordingen. De lengte van de preek nam niet minder dan anderhalf uur in beslag. Gewoonlijk bracht hij zichzelf in een verschrikkelijke toorn waarbij hij met zijn vuisten op de Bijbel sloeg en als hij dan uiteindelijk ging zitten was hij volledig buiten adem. De gemeente kon weinig sympathie opbrengen voor hysterische zwakheden. Tegenwoordig brengt de predikant zich echter niet meer in zo’n staat van opwinding en de preek is veel korter geworden.
Voor de eeuwwisseling was het vrouwen niet toegestaan zich zomaar vrij in discussies te mengen tijdens zakelijke kerkvergaderingen. Op een van deze reguliere zittingen probeerde een dame een suggestie te doen met betrekking tot de kwestie die juist behandeld werd. Onmiddellijk kwam een van de mannelijke lidmaten uit zijn stoel overeind en wees de dame die haar mond had opengedaan op het gegeven dat de kerk bij het leiding geven aan haar reguliere zaken geen plaats voor vrouwen had ingeruimd.
Op zondagen kon men in de vroegste geschiedenis van de kerk in Holland een zeer bijzondere praktijk meemaken, nl. die van de collecte. De twee collectanten of diakenen kwamen plechtstatig overeind uit hun banken om vervolgens twee zwarte collectezakken die bevestigd waren aan het einde van lange stokken van de haken af te nemen en begonnen daarmee een rondgang langs de kerkbanken. Zij manoeuvreerden deze zakken onder de neuzen van de mannen en respectievelijk de vrouwen, waarbij ze regelmatig iemands hoofd raakten. Deze zwarte collectezakken die de collectanten gebruikten zijn vervangen door houten borden.
Er is ook een duidelijke verandering opgetreden in de wijze van vieren van het Heilig Avondmaal. Voordat de kerk werd omgevormd, zaten de deelnemers aan het Avondmaal rondom de tafel waarop de ouderlingen zilveren schotels met stukjes brood plaatsten en een grotere zilveren kelk gevuld met wijn. Samen wijn drinken uit dezelfde kelk kon echter geen genade vinden in de ogen van de vrouwen en het is ook twijfelachtig of het gebruik wel in overeenstemming zou zijn met de wetten die tegenwoordig gelden ter bescherming van de volksgezondheid. De omvorming van de kerk schoof dit onderdeel van de ceremonie terzijde en het was te danken aan de invloed van dominee Van Zyle dat individuele avondmaals-bekers in gebruik werden genomen. De gedaanteverandering die dit gebruik onderging was bepaald niet van geringe betekenis voor de Nederlandse pionier.
De begrafenisceremonie was eveneens een zeer eigenaardige gewoonte in de kerk te Holland. De gewoonte vond haar oorsprong in 1887. Voor deze datum werden de lichamen in de kerk gebracht en de geuren die daarbij opstegen waren erg kwalijk riekend en regelmatig ontsnapte er ook vloeistof uit de doodskist.[61] De dood van een zoon van J. de Vries zorgde ervoor dat dit gebruik in zwang kwam. De dood van de jonge knaap was veroorzaakt door tuberculose. De kerkenraad, die zeer beducht was voor de ziektekiemen die dit lichaam zou kunnen bevatten, deelde de ouders mee dat het lichaam van hun zoon niet in de kerk gebracht zou moeten worden. De vader die zich door dit verzoek ernstig beledigd voelde en kwaad werd liet de uitvaartdienst plaatsvinden in de Presbyteriaanse kerk te Hickman. De kerkenraad stelde op de eerstvolgende vergadering over algemene zaken die in januari werd gehouden, een richtlijn vast die behelsde dat alle stoffelijke overschotten uit de kerk werden geweerd.[62] Er werd echter één uitzondering gemaakt en die vond plaats bij de uitvaartdienst van de heer John Trompen. De reden daarvoor was gelegen in het feit dat de heer Trompen vroeger de provinciale politieofficier (county sheriff) geweest was van Lancaster County. Talrijke hoge functionarissen uit county en stad woonden de begrafenis van de heer Trompen bij. De predikant wist dat andere kerken, bijna algemeen, toestonden dat lichamen binnengebracht werden tijdens uitvaartdiensten. Om die reden en om een pijnlijke situatie te vermijden, week hij af van de vaste gewoonte en gaf opdracht de doodskist in de kerk te brengen. Verder gaf hij toestemming dat de bloemen op de kist gelegd werden, hetgeen ook niet strookte met het reeds lang bestaande gebruik van de plaatselijke kerk. Behalve hetgeen hiervoor al is opgemerkt ontdekte de kerkenraad ook nog eens dat de heer Trompen lid was geweest van een vrijmetselaarsloge. Dit alles bij elkaar was teveel voor de lidmaten van de kerk en zorgde voor heftige onderlinge polemieken. De dominee werd ter verantwoording geroepen voor zijn daden.[63] Na de komst van dominee Van Zyle en mede door zijn invloed werd dit gebruik afgeschaft.
Huwelijksbanden werden onder de pioniers van de kolonie als serieuze verplichtingen beschouwd en konden alleen door de dood worden ontbonden. De leerstellingen van de Hervormde Kerk van Amerika verbieden weliswaar echtscheidingen niet, maar toch keurt de kerk te Holland ze niet goed. De kerkregisters laten zien dat er slechts twee echtscheidingen plaatsvonden onder deze eerste kolonisten. Tegenwoordig echter zijn echtscheidingen niet ongewoon bij de jongere generatie. In de tijd van de pioniers verlangde het vaderlijke gezinshoofd niet alleen dat zijn dochter een man uit de kolonie als echtgenoot zou accepteren, maar er werd ook nog eens van haar verwacht dat zij hem om toestemming vroeg voordat zij zich verloofde. Dit gebruik kan tegenwoordig nog maar zelden in de Nederlandse kolonie worden waargenomen en de jongelui kiezen vaak buiten de gemeenschap de personen uit waarmee zij willen trouwen. Het was vaak lastig of pijnlijk voor de jonge kerel om toestemming voor het huwelijk te vragen en van één geval is bekend dat de vader van de jonge man deze toestemming voor zijn zoon ging vragen. De gemeente werd een verloving gewaar wanneer de jongedame, begeleid door haar echtgenoot in spe, de middagdienst op zondag bijwoonde.[64]
Huwelijksinzegeningen werden gewoonlijk uitgevoerd onder auspiciën van de kerk. De trouwpartij vond plaats in het huis van de bruid en dag werd al feestend doorgebracht met overvloedig wijn en bier. Gewoonlijk werden er wel zo’n honderd gasten of zelfs meer voor het feest uitgenodigd en ongeveer hetzelfde aantal ook voor de avond. Bruid en bruidegom waren vaak het mikpunt van talrijke grappen en streken.
Naast de uitzet waren de ouders van de bruid vaak gul door haar een complete bruidsschat mee te geven. Deze bestond uit meubilair voor de huishouding, wat vee, pluimvee en een flinke hoeveelheid kruidenierswaren. Vanwege de droogte en andere tegenslagen vonden deze pioniers het in de ‘negentiger jaren’ niet alleen moeilijk om aan hun verplichtingen jegens hun dochter te voldoen voor wat betreft de bruidsschat van hun dochter, maar vonden ze het ook heel lastig om haar uitzet te kopen. In een bepaald geval maakten de vader en de moeder van de bruid in spe een tocht naar Lincoln met de bedoeling wat inkopen te doen voor hun dochter. Terwijl ze onderweg waren opperde de moeder dat ze zou vragen aan meneer Ed. Miller, compagnon in de zaak van Miller & Paine, of hij niet haar Jersey koe wilde kopen. De vader informeerde naar de prijs die zij daarvoor dacht te vragen. Zij antwoordde hem door te zeggen: “Ik wil vijfenzeventig dollar.” Haar echtgenoot was van mening dat dat een absoluut belachelijke prijs was, want je kon een prima melkkoe kopen voor dertig of vijfendertig dollar. Toen ze in Lincoln aankwamen stapte de dame onmiddellijk op Mr. Miller af en deed haar voorstel. De heer Miller accepteerde het aanbod en stemde erin toe het beest persoonlijk te komen ophalen. De volgende dag maakte hij met een span paarden en een wagen en samen met zijn vrouw de vijfentwintig mijl lange tocht naar het huis van de boer. Daar werden meneer en mevrouw Miller door de boer op de meest gastvrije manier onthaald die hij zich maar kon veroorloven.[65]
Een van de weinige overgebleven gebruiken van de kerk te Holland is het huisbezoek. Een keer per jaar komen de dominee en een van de ouderlingen van de kerk bij elk gezin uit de gemeente op bezoek. Op zondag kondigt de dominee vanuit de kansel de tijd aan en de namen van de gezinnen die hij elke dag die bepaalde week wil gaan bezoeken. Deze bezoeken bestaan uit gebed, godsdienstige discussies en belijdenissen van de kant van de gezinnen. Er bestaat echter tegenwoordig een flinke discussie over de vraag of dit gebruik niet beter afgeschaft kan worden. De lidmaten van de kerk zien het liefst dat de dominee op bezoek komt zonder dat hij door een ouderling vergezeld wordt.
De afschaffing van lang bestaande gebruiken heeft er niet toe geleid, zoals sommigen bang waren, dat de kerk als een lege en dode instelling achterbleef. Het is thans, verre van een holle schijnvertoning, een echt levend en klaarwakker instituut. Iedere zondag is het gebouw tot de nok toe gevuld. Respect voor hun kerk is een sterke karakteristiek gebleven van de Amerikanen van Nederlandse afkomst van de nederzetting in Holland, Nebraska.
[1] Synodes (kerkvergaderingen) in Nederland. Deze lichamen zullen later worden toegelicht in verband met de Gereformeerde Kerk in Amerika.
- Emden 1571
Tussen 4 en 13 oktober 1571 kwamen te Emden (Duitsland) 29 predikanten en ouderlingen van Nederlandse gemeenten bijeen. Ze wilden een gemeenschappelijke lijn uitzetten voor de structuur van de Gereformeerde Kerk in de Nederlanden. Zeer belangrijk en opvallend was het eerste artikel van hun kerkorde: “Geen kerk (d.i. plaatselijke gemeente) zal over andere, geen dienaar (des Woords) over dienaren, geen ouderling over ouderlingen, geen diaken over diakenen voorrang of heerschappij uitoefenen, maar veeleer zal elk zich wachten voor alle verdenking daarvan en gelegenheid daartoe.”
- Eerste nationale synode op Nederlandse bodem: Dordrecht 1578
Op 3 juni 1578 begon de eerste officiële nationale synode van de ‘Nederlandischen Duytschen ende Walschen Kerken.’ 53 deelnemers kwamen in Dordrecht bijeen, onder hen ook vertegenwoordigers van Nederlandse gemeenten in Duitsland en Engeland. Opnieuw werd vastgelegd dat er geen hiërarchie bestond in het besturen van de kerk, evenals in Emden. Er waren wel meerdere vergaderingen, maar geen hogere. Als algemeen beginsel werd geformuleerd, dat een zaak alleen dan in een meerdere vergadering aanhangig wordt gemaakt als deze op een mindere vergadering niet kon worden afgehandeld, of als de zaak de kerken in het algemeen aangaat.
- Synode van Dordrecht 1618-1619
Op dinsdag 13 november 1618 komt de synode voor het eerst bijeen te Dordrecht. Er zijn 37 Nederlandse predikanten en 19 ouderlingen aanwezig, verder 5 professoren in de theologie, 26 vertegenwoordigers van buitenlandse kerken en 18 afgevaardigden namens de Staten-Generaal. Voertaal van de vergaderingen is het Latijn. Op 6 mei 1619 werden de zogenaamde Dordtse leerregels plechtig voorgelezen en tot officieel belijdenisdocument van de gereformeerden in Nederland verklaard.
Er waren nu drie geschriften (drie formulieren van enigheid) die de leer van de kerk samenvatten:
- de Heidelbergse Catechismus,
- de Nederlandse geloofsbelijdenis en
- de Dordtse leerregels.
[2] Americanna, 23, 306.
[3] Eerwaarde Henry T. Rozendaal, An Exposition of the Reformed Standards for Young People, (Grand Rapids, 1933). Geeft een geschiedenis en een volledig overzicht van de drie standaarden.
[4] Idem.
[5] Britannica, 19, 44.
[6] Americanna, 23, 306.
[7] Britannica, 19, 44.
[8] Americanna, 23, 306; 19, 44. John H. Livingston, afgestudeerd in de theologie van Utrecht, kwam naar de kerk in New York City als een van de predikanten. Hij stelde een plan van vereniging voor dat de twee groepen verenigde en, met instemming van de Kerk van Nederland, de basis legde voor een onafhankelijk kerkbestuur in de Verenigde Staten.
[9] Rozendaal, op. cit., 20. De kerk in Amerika nam de normen van de tweede Synode van Dordrecht over en voegde er drieënzeventig artikelen aan toe, waarmee het kerkelijk recht van de moederkerk beter werd aangepast aan de vereisten van het moderne christelijke leven in de Nieuwe Wereld.
[10] Americanna, 23, 307.
[11] Idem. New York, New Jersey, Maine, Pennsylvania, Maryland, South Carolina, Indiana, Michigan, Ohio, Wisconsin, Illinois, Iowa, Nebraska, Kansas, de Dakota’s, Wyoming, Colorado, Washington en Manitoba.
[12] Americanna 23, 307. Kring van in elkaars nabijheid gelegen gemeenten die samen een verband vormen.
[13] Americanna, 23, 307; Notulen van de Bijzondere Synode van Iowa, mss., (Hospers, Iowa, 1937), 5. Er bestaat de Particular Synode van New York, New Brunswick, Albany, Chicago en Iowa.
[14] Notulen van de Bijzondere Synode van Iowa, 1937, 31.
[15] Persoonlijk onderhoud met de heer Henry Wubbles; Dominee Shermer, Holland, Nebr., 1937.
[16] Anthony Rozendaal, Der Rede, (Orange City, lowa, 1910), privébezit. In eigen beheer gedrukt in de Nederlandse taal, maar niet toegankelijk in openbare bibliotheken.
[17] Persoonlijk onderhoud met de heer Henry Wubbles, 1937. Dominee Dunnewold was een rasechte Winterswijker, afkomstig uit het Woold. De levensgeschiedenis van ‘Pikkers-Jan-Willem’ wordt prachtig verhaald door Willem Wilterdink in het boek “Winterswijkse pioniers in Amerika”, blz. 64-68. Een uitgave van Vereniging ‘Het Museum’ Winterswijk 1990. ISBN- nummer: 90-70560-15-1
[18] Persoonlijk onderhoud met mevrouw Dillie (TeSelIe) Wubbles; Mevr. Jane (Lefferdink) Heitbrink, 1937.
[19] Persoonlijk interview met mevr. Jane (Lefferdink) Heitbrink, 1937.
[20] Der Rede.
[21] Persoonlijk interview met de heer Henry Wubbles, 1937; De Rede.
[22] der Rede.
[23] Persoonlijk onderhoud met mevrouw Jane (Lefferdink) Heitbrink, 1937.
[24] der Rede.
[25] Persoonlijk interview met de heer Henry Obbink, Lincoln, Nebr., 1937.
[26] Persoonlijk interview met de heer Henry Wubbles, 1937; Register van Akten, Lancaster Co., Lincoln, Nebr. De eerste kerk werd gebouwd op de N.½ – N.O. ¼ – sectie 11 in South Pass Precinct, in 1871. Volgens de archieven van het Register of Deeds of Lancaster Co. was het eigendomsrecht op dit land op dat moment en tot 1873 in handen van de Burlington & Missouri Railroad Company. Er is geen document waaruit blijkt dat de kerk vóór 1873 een wettig ambt had, wanneer een akte van de spoorwegmaatschappij aan de kerk verschijnt waarin de tien hectare waarop de kerk staat, wordt overgedragen. Het is niet zeker of de kerk vóór 1873 de ambtstermijn van een huurder van de spoorwegmaatschappij was, of alleen die van een kraker. In 1881 kocht Dominee Huizenga de resterende zeventig acres van de N.½ – N.E. ¼ – sectie 11. Vóór die tijd werd de hele “tachtig” in de volksmond als kerkelijk eigendom beschouwd.
[27] der Rede.
[28] Persoonlijk interview met de heer Henry Wubbles, 1937.
[29] Persoonlijk interview met de heer Henry Wubbles, 1937.
[30] Persoonlijk interview met de heer Henry Wubbles, 1937.
[31] der Rede.
[32] kerkregister Holland.
[33] der Rede.
[34] Portret- en biografisch album van Lancaster County, Nebr., 454.
[35] der Rede.
[36] Persoonlijk interview met de heer Henry Wubbles, 1937.
[37] Der Rede; Persoonlijk interview met mevrouw Dillie (TeSelle) Wubbles, 1937
[38] Der Rede; Persoonlijk interview met personen die lid waren van de kerk tijdens het pastoraat van Dominee Van Dine, 1937.
[39] der Rede.
[40] Persoonlijk interview met de heer Henry Wubbles en verschillende leden van de kerk, 1937.
[41] der Rede.
[42] Persoonlijk interview met de heer Henry Wubbles, 1937.
[43] Persoonlijk interview met A.A. Shermer, 1937.
[44]> Deze bijeenkomsten worden in sommige kerken maandelijks gehouden, maar in Nederland worden ze elk kwartaal gehouden.
[45] Persoonlijk interview met A.A. Shermer; De heer Henry TeKolste, Firth, Nebraska, 1937.
[46] Persoonlijk interview met de heer Henry Wubbles, 1937.
[47] mevrouw A.A. Shermer, Geschiedenis van de Women’s Missionary Society in Holland, Nebraska, mms., Privébezit.
[48] Persoonlijk onderhoud met mevrouw Clara (Bade) TeSelle; Mevrouw Anna (DenHerder) DeVries, Holland, Nebr., 1937.
[49] Persoonlijk interview met dhr. Ed Miller, Lincoln, Nebr., 1937.
[59]> der Rede.
[51] De heer Dave Ruigh en mevrouw Edith Walvoord gingen als missionarissen naar Japan. De heer Ben DeVries ging als zendeling naar India.
JW TeSelle, A. Klerk, C. Kuiper, Bernard Heitbrink en Garret Doctor werden predikant. Vele anderen geven les in de scholen en missies van de Gereformeerde Kerk.
[52] Kerkelijke archieven in Pella. Antonie Bouwens en vrouw, Frederick Boevink en vrouw, Arend Mulder, Jr. en vrouw, Johannes Bouwens en vrouw, Adrianna Hendrika Sturrop, Arend Mulder, Sr., Gerrit Van Engen en vrouw, Ernst Zweegman en vrouw.
[53] Persoonlijk interview met de heer Henry Wubbles; Ds. Mat.J. Duven, Pella, Nebr., 1937; Registraties van de Gereformeerde Kerk van Pella.
[54] Dokters, Schuleman, Van Engen, Hollanders, Kallemyn, Abbink, Kommers, TeBrinke, M. Klein, VanDiest families, en anderen.
[55] Een overzicht van nakomelingen van Charter-leden; Persoonlijk interview met de heer Henry Wubbles, 1937.
[56] Persoonlijk interview met de heer Henry TeKolste, 1937.
[57] Persoonlijk interview met mevrouw Dillie (TeSelle) Wubbles, 1937.
[58] Persoonlijk onderhoud met mevrouw Hattie (Reimes) Onnink, 1937.
[59] Persoonlijk onderhoud met mevrouw Anna (Vanderwege) Liesveld, 1937.
[60] Persoonlijk interview met mevrouw Clara (Bade) TeSelle, 1937.
[61] Persoonlijk onderhoud met de heer Ed Vermaas, 1937.
[62] Persoonlijk onderhoud met dhr. Garret DeVries, Firth, Nebr., 1937; de heer Ed Vermaas; Meneer Henry Wubbles.
[63] Persoonlijk onderhoud met de heer Ed Vermaas.
[64] Persoonlijk onderhoud met Dominee Van Zyle, Holland, Nebr. , 1930.
[65] Persoonlijk onderhoud met mevrouw Clara (Bade) TeSelle; Meneer Ed. Molenaar, 1937.